Naar inhoud springen

Plantenschat/138

Uit Wikisource
[ 138v ]

Kleine klit.—Lappa minor.

Wie bij deze Kleine klit, om haar naam, aan een lief klein plantje denkt, vergist zich. Het is een groot forsch tweejarig gewas, met stevigen gegroefden, met zacht merg gevulden stengel, die dikker dan uw duim en meer dan een meter hoog wordt en zich sterk vertakt. Van een der vele vertakkingen is hier slechts de top en dan nog verkleind afgebeeld.

Om de bladeren behoeft men ook niet van klein te spreken; de grootste worden wel 25 centimeter lang en breed, zoodat ze een ontbijtbordje geheel bedekken en ze zijn, tenminste de onderste, lang gesteeld en hartvormig. Terwijl de bovenvlakte ervan slechts met enkele korte wijd uiteen en recht opstaande haren bezet is, heeft de ondervlakte een viltig overtreksel van dicht ineen gegroeide fijne liggende haren, die daar de kleur van het blad geheel grijs maken en het uitstekend tegen uitdroging beschutten.

De speciesnaam minor doelt alleen op de bloemhoofdjes, die slechts 1 à 1½ centimeter breed en wat kleiner zijn dan bij de drie andere Lappa's, die ook bij ons in 't wild maar minder algemeen voorkomen. Van die andere lijkt L. intermedia het meest op onze L. minor, omdat zij even als deze de bloemhoofdjes in trossen heeft zitten, terwijl L. major en L. tomentosa ze in tuilen hebben, en de laatste daarbij is te onderscheiden, doordat het omwindsel spinnewebachtig behaard is.

Met de vroeger behandelde distels Cirsium en Carduus komen de klitten daarin overeen, dat ze ook niets dan alle aan elkaar gelijke roode of paarse tweeslachtige buisbloempjes hebben, op een met borstels bezetten bloembodem gezeten; maar iets stekeligs heeft Lappa noch aan den stengel noch aan de bladeren. De talrijke omwindselblaadjes echter zijn lang, dun en stevig, staan wijd naar buiten uit en eindigen ieder in een scherp haakvormig omgebogen puntje. Daar nu de bloemhoofdjes, als de vruchtjes rijp zijn, vrij gemakkelijk loslaten, is het niet alleen een pret voor de jongens om ze elkaar tegen de kleeren te werpen, waar ze dan "kleven als klitten", maar heeft de plant er ook nut van, doordat dieren, die er mee in aanraking komen, de bloemhoofdjes meevoeren en daardoor de vruchtjes helpen verspreiden. Want deze laatste, die 6 à 7 mM. lang, donker gekleurd en gevlekt zijn, naar boven wat breeder uitloopen, plat en een weinig gebogen zijn, hebben geen lang vruchtpluis, zooals bij zoovele andere Composieten, waarop zij, van den vruchtbodem losgeraakt, als op vleugels door de lucht gedragen worden, maar hun vruchtpluis is zeer kort en valt bovendien spoedig af, terwijl de vruchtjes nog al zwaar zijn. Deze gaan nu niet afzonderlijk de wijde wereld in, maar blijven in de bloemhoofdjes bijeen door het omwindsel omsloten, en worden zoo als het ware bij mandjes vol naar buiten gedragen.

[ 138r ]

Juli tot September.



Kleine klit. — Lappa minor.
Fam. Samengesteldbloemigen, Composieten.

 

Klis, Kladdewortel, Kladdebos, Klarrebos, Bergklit, Startoffen. H. 479.