Album der Natuur/1853/Mississippi-Missouri, van Eyk

Uit Wikisource
Een Blik op het Gebied der Mississippi-Missouri (1853) door Jan Adriaan van Eijk
'Een Blik op het Gebied der Mississippi-Missouri' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tweede jaargang, 1853), p. 246–253. Dit werk is in het publieke domein.
[ 246 ]

EEN BLIK OP HET GEBIED

DER

MISSISSIPPI-MISSOURI.

DOOR

Mr. J.A. VAN EIJK.

 

 

In een Album, dat dienen moet om natuurkennis algemeen te verspreiden, kan het, als ik mij niet vergis, geenszins ongepast geacht worden, eenen blik te slaan op de groote en weldadige gevolgen, welke de beoefening der natuurkunde en hare merkwaardige toepassing op het leven teweeg brengen. Met milde hand heeft de Schepper des heelals groote schatten in den schoot der aarde weggelegd, uitgestrekte landen met eene uitnemende vruchtbaarheid bedeeld, en met rivieren doorsneden, die hare wateren in de groote zeeën uitstorten: al deze zegeningen zullen echter zooveel als niets zijn, zoolang de mensch daarvan om verschillende redenen geen partij weet noch vermag te trekken. En hoe zal hij daartoe in staat kunnen geraken, anders dan door voortgezette studiën in het groote boek der natuur? De vlijtige beoefening der natuurkunde en scheikunde, gesteund door de wiskunde als staf, waarop men veilig leunen kan, als gids die nimmer faalt, zullen bronnen van redelijk genot en stoffelijk welzijn tevens openen, die hemzelven en millioenen zijner medeschepselen in toekomende tijden ten zegen zullen zijn. Door inspanning en aanwending van de edele gaven van het denkvermogen, wordt de mensch in waarheid Heer der Schepping. Geene hinderpalen kunnen hem afschrikken; geene afstanden door de wateren, schijnbaar als scheidsmuren tusschen de volkeren daargesteld, kunnen hem terughouden; maar hij doorklieft, winden en golven trotserende, met [ 247 ]spoed en veiligheid, den grooten oceaan, en overwint den terugdrijvenden stroom der snelvlietende rivieren, waarbij datzelfde water, door het vermogen van zijn genie, het voertuig is geworden der kracht (door warmte daarin ontstaan), waarmede hij de overwinning behaalt.

Dat ik hier het oog heb op den stoom, zal wel geene vermelding behoeven; en ik vlei mij in den stoom een sprekend bewijs te kunnen geven van de gelukkige gevolgen, welke de studie der natuurkunde, en hare weldadige toepassing, voor landen en volken hebben opgeleverd; hoe door het bezigen van die kracht het gelaat des aardrijks is veranderd, daar ontoegankelijke woestenijen tot welige landsdouwen zijn geworden, die in het onderhoud en welvaren van millioenen wezens voorzien.

Wenden wij daartoe onze blikken naar de nieuwe wereld, door columbus ontdekt, en wel naar die landen, waardoor de Mississipistroom zijne wateren henen voert. Deze rivier, welke den roem en den trots der Noord-Amerikanen uitmaakt, is eene der grootsten die op deze aarde gevonden worden. Hare ware bronnen werden eerst in het jaar 1832 door allen en schoolcraft in de zoogenaamde hauteurs des terres bij het Bovenmeer (Lake superior) op 47° 13' N. breedte ontdekt. Bij eene breedte van 17 voeten is hare diepte daar slechts 14 duimen, maar weldra groeit zij in krachten aan, en neemt 57 rivieren in zich op, die zich als zoo vele aderen in den grooten slagader ontlasten. Vele dezer rivieren zijn eveneens stroomen, die met de hoofdrivieren van Europa kunnen wedijveren. De Ohio, welke door de eerste Fransche kolonisten om hare schoonheid met den naam van la belle rivière werd bestempeld, is 250 Geographische mijlen lang.[1] De Missouri, welke zich met de Mississippi vereenigt, en daarbij haren naam aanneemt, (ofschoon beide ook wel na die vereeniging met dubbelen naam Mississippi-Missouri betiteld worden,) heeft voor die ontmoeting reeds 575 Geogr. mijlen afgelegd, terwijl de geheele lengte, met de kronkelingen daarbij gerekend, niet minder dan 890 Geogr. mijlen beloopt; d.i. eenen weg van 1200 uren gaans.

[ 248 ]De hoeveelheid waters, door de Misssissippi-Missouri in zee gestort, is ongeloofelijk groot, en zal naar schatting niet minder dan ruim een millioen kub. voeten in het uur bedragen. De diepte van dezen stroom is aanmerkelijk, en beloopt nog 50 Ned. ellen, op een afstand van 50 Geogr. mijlen van zijne uitmonding naar boven gerekend. In Onder-Louisiana zijn zelfs vele plaatsen, waarop de schepen geenen ankergrond kunnen vinden. De Missouri, welke in de grenzen der eeuwige sneeuw uit het Rotsgebergte (Rocky mountains) ontspringt, en schuimend voorwaarts spoedt, deelt den geheelen vloed eene frischheid mede, die zich tot bij hare ontlasting in de heete golf van Mexico doet gevoelen.

Eenmaal 's jaars ondergaat de rivier eene sterke rijzing, die soms 20 Ned. el kan beloopen, waardoor de oeverlanden overstroomd worden, en die zelfs in 't jaar 1849 voor New-Orleans gevaarlijk dreigde te worden. Deze rijzing wordt veroorzaakt door het smelten van den sneeuw in het begin van de maand Maart, en neemt voortdurend tot ongeveer de maand Julij toe. Eene bijzonderheid, welke deze rivier en al hare nevenstroomen in haren kronkeligen loop kenmerkt, is de gelijkvormigheid harer oevers in vooruitspringende punten en bogten, in de landtaal points en herds geheeten. Deze bogten zijn meerendeels zoo zuiver afgerond, alsof zij met eenen passer waren afgeteekend. Na eenen half cirkelvormigen weg te hebben afgelegd, loopt de stroom in eene schuinsche rigting door zijn kanaal naar eene andere kromming van gelijke regelmatigheid aan den tegenovergestelden oever. Hierdoor ontstaan vele stroomingen tegen den loop der rivier in, welke zelve tegen den overkant gerigt, groote verwoesting aan den wal kunnen aanrigten. Bij hoog water voert de Mississippi gansche boomstammen, welke door de kracht van den vloed ontworteld zijn, met zich mede, waarvan sommigen door de oeverbewoners der rivier worden opgevischt, maar de meesten in de inhammen der rivier worden ingedreven, alwaar zij langzamerhand onder zand en slijk worden bedolven, om welligt latere geslachten onder eenen veranderden staat van dienst te zijn. Reizigers verhalen, dat er voorbeelden bestaan, dat 4 tot 5 bunders van die wouden te gelijk werden losgerukt en naar andere plaatsen vervoerd.

[ 249 ]Somwijlen zet zich zoodanig een losgerukte boom in het bed der rivier vast, en wel in eene hellende rigting volgens den loop van het water, zoodat de schepen, die bij hoog water den stroom opvaren, als wanneer die boomstammen niet wel kunnen bespeurd worden, daartegen aanstooten en door den top doorboord worden. Voornamelijk tusschen St. Louis en den mond van den Ohio worden de zoogenaamde bluffs aangetroffen, zijnde steile verhevenheden van kalksteen, welke als wallen en torens oprijzen, en naar torens en kanteelen der oude steden gelijken.

Het water der Ohio is geelachtig van kleur, en de oevers munten door bevalligheid uit. Schilderachtige heuvelen en bosschen strekken zich meer dan 100 mijlen achtereenvolgens langs de rivier uit, en overal vertoonen zich de bewijzen van groote vruchtbaarheid. Geen land ter wereld kan in verscheidenheid van voortbrengselen, in weeldrigheid van groei wedijveren met de streken, door de Mississippi-Missouri en bijstroomen doorsneden. In het Noorden door groote meren, ten Zuiden door de golf van Mexico, ten Oosten door het Alleghany-gebergte, en ten Westen door het Rotsgebergte begrensd, biedt deze vlakte onmetelijke velden ter bebouwing aan, die met weinig moeite rijke oogsten opleveren. Bovendien bevat dit dal onuitputtelijke mijnen van verschillende stoffen. De loodmijnen zijn in de districten Missouri, Illinois en Wisconsin zoo rijk, als eenige ter wereld. In het district Mississippi, en langs de geheele westelijke helling van het Apalachisch gebergte worden aanzienlijke zoutbronnen aangetroffen. In Missouri vindt men, om van geene andere te gewagen, eene mijn van kopererts, die dagelijks 15 ton erts van 34 pCt. zuiver gehalte oplevert. IJzererts is wijd en zijd verspreid, terwijl de steenkolenbeddingen eene ongeloofelijke uitgestrektheid beslaan, en alle soorten van kool opleveren, van de digte anthraciet tot de gewone vette soort toe.

Wouden met de zwaarste boomen prijkende, en groote grasvelden, prairies geheeten, beslaan een aanzienlijk deel van de Mississippi-vlakte, die Frankrijk zevenmaal in grootte overtreft. De bosschen nemen ongeveer een derde gedeelte van deze vlakte in, en men kan op de Mississippi en nevenstroomen 50 G.M. en meer onafgebroken [ 250 ]tusschen donkere wouden heenvaren, hetgeen eenen zonderlingen indruk op de reizigers te weeg brengt.

De prairies beslaan nog meer ruimte dan de bosschen, en bestaan uit onmetelijke hoogvlakten, welke zich ten Westen van de Mississippi tot het Rotsgebergte uitstrekken. Zij gelijken naar ware zeeën van bloemen en kruiden, wanneer deze tot eene weelderige hoogte opgeschoten, door den wind bewogen, als golven dalen en rijzen. In deze prairies worden de paarden, door de Spanjaarden vroeger ingevoerd, in verwilderden staat aangetroffen, en grazen de americaansche buffels en bisons.[2]

Laatstgemelde worden in zoo grooten getale gevonden, dat men, volgens v. humboldt, daarvan in weinige dagen, in de zoogenaamde bisonsparcs, zijnde kunstig ter opvanging ingerigte perken, kudden van 700 à 800 stuks meester wordt. De tong der bisons moet eene uitgezochte lekkernij volgens dien schrijver zijn.

De voortbrengselen van den grond zijn ook niet weinig verscheiden en uiteenloopend.

De meer noordelijke streken dezer landen brengen rijkelijk aardappelen, maïs, koorn en verder alle planten van noordelijk en westelijk Europa voort. Een weinig meer zuidelijk groeijen daarenboven de persikboomen, meloenen, druiven enz. Vlas en hennep wordt vooral in Kentucky geteeld. Een derde warmere gordel brengt de boomwol voort. De opbrengst van deze plant, welke ten jare 1787 voor het eerst in Noord-Amerika werd gezaaid, bedraagt thans meer dan de helft van 't gene de geheele aarde oplevert, en beloopt ongeveer 500 millioenen ponden 's jaars. Georgia, Louisiana, Mississippi en Carolina zijn de voornaamste katoendistricten. Eindelijk levert de zuidelijke gordel of landstreek, als Louisiana, het suikerriet en dergelijke producten der warme landen op.

[ 251 ]Uit deze vlugtige schets kan reeds genoegzaam blijken, dat deze landen tot de vruchtbaarste en rijkste van onze aarde behooren. Toonen wij thans aan welk eenen verbazenden invloed ter ontwikkeling daarvan de ontdekking van de stoomvaart heeft uitgeoefend.

Als men de uitgestrektheid dezer landen nagaat, zal men ligt kunnen begrijpen, dat hier middelen van vervoer benoodigd zijn, geëvenredigd aan de afstanden der verschillende staten en steden. Geen voordeel is er verbonden aan het bezit van goederen, indien de gelegenheid ontbreekt, om ze spoedig en gemakkelijk op die plaatsen te kunnen brengen, alwaar ze van dienst kunnen zijn. Geen landbouwer zal zich in schaarsch bewoonde streken vestigen, als hij niet kan voorzien, zijne overtollige producten elders te kunnen slijten, en tegen zijne eigene behoeften in te ruilen. Dit was de toestand der Mississippi-Missouri-streken voor vijf en twintig jaren. De vruchtbaarste landen bleven onbebouwd door gebrek aan handen, en deze moesten wegblijven, zoolang er geene geschikte middelen van vervoer en onderling verkeer aanwezig waren. Het vervoeren van goederen ging met groote moeijelijkheden en gevaren gepaard, waardoor het zeer beperkt bleef. Men bediende zich hiertoe van vaartuigen, meestal plat van bodem en van 50—100 tonnen metende. Deze schepen, niet veel anders dan drijvende bakken, die naar arken Noachs geleken, waren met alle soorten van goederen, en levende koopwaren, als paarden, schapen, ossen, pluimgedierte enz. volgeladen, en werden door den stroom uit de koude noordelijke naar de milde zuidelijke landen voortgedreven. Dit vervoer moest uit zijnen aard zeer traag en moeijelijk zijn. Om van Cincinnati naar New-Orleans te komen, waren negentig tot honderd dagen noodig; thans met de stoombooten slechts acht dagen. Om van Pittsburg naar New-Orleans terug te keeren, besteedde men ruim vier maanden, dus meer tijd, dan men thans voor eene reize van hier naar Java behoeft. De meeste schepen werden, nadat zij te New-Orleans waren aangekomen, uit dien hoofde gesloopt, waarna de manschap, onder vele gevaren, over land naar hare woonsteden terugkeerde. Thans legt men dienzelfden weg met de stoomboot in zestien dagen af.—De oeverbewoners legden zich met allen ijver op deze vaart toe, waarbij moed en vol[ 252 ]hardende inspanning een vereischte waren, zoodat zij hierdoor den eernaam verwierven van half paard half alligator te zijn. De menigvuldige nevelen tusschen de digte wouden, de nadeelige uitdampingen der overstroomde oevers en moerassen, de kogels door de vijandige Indianen uit de hoogten op de varensgezellen afgeschoten, maakten deze reizen niet weinig bezwarend en gevaarlijk.

In 't jaar 1817 werd de geheele handel op de Mississippi met 20 vaartuigen, elk van 100 ton gedreven, terwijl daarenboven tusschen Louisville en Pittsburg nog 151 scheepjes, elk van 30 ton, voeren. In dat zelfde jaar echter kwamen de stoombooten op den Mississippi in regelmatig gebruik, en vermeerderden voortdurend in aantal. In 't jaar 1828 voeren op de Mississippi en nevenstroomen reeds 115 stoombooten te zamen van 17000 tonnen. In 1834, was dit getal aangegroeid tot 230 van 39000 tonnen, en ten jare 1850 tot 600 stoombooten van 144000 ton. De waarde der goederen, in 1850 door deze gezamenlijke booten vervoerd, beliep de aanzienlijke som van 250 millioen dollars; of ruim 600 millioenen guldens.

De Mississippi-booten zijn zeer groot, en bieden den reizigers alle gemakken en aangenaamheden des levens aan. De tijd bestaat niet meer, waarin men, zooals franklin te beurt viel, 8 dagen in eene ellendige schuit moest doorbrengen, om van New York naar Philadelphia te komen. Thans worden duizende mijlen in weinige dagen afgelegd, en kan de reiziger, die met het afvallen der bladeren van Pittsburg afreist, alles in Cincinnati[3] met de levendige kleuren van den herfst versierd zien, in Natchez de boomen met een heerlijk groen zien prijken, en aan de oevers der golf onder den blooten hemel slapen.—Gaat men daarentegen in Maart van [ 253 ]New-Orleans stroomopwaarts, dan ziet men het tooneel omgekeerd. In Louisiana is het woud met prachtig groen gekleed, en verspreidt de gele jasmijn hare welriekende geuren door de lucht. Vijftig mijlen hooger op, giert nog de Noordewind door de bladerlooze toppen der boomen, en is het zoete sap verstijfd in den ahornboom, terwijl veelal het gebied van den Ohio een besneeuwd wintertafereel aanbiedt. Dit alles laat zich in weinige dagen door middel van de stoombooten aanschouwen.—De invoering van de stoomvaart op de rivieren, welke dit land zoo rijkelijk doorsnijden, is de tooverroede geweest, die landbouw, nijverheid en handel eene vlugt heeft doen nemen, welke alle verbeelding te boven gaat, en in een vierde eeuw de bevolking eenige malen heeft doen verdubbelen.[4] In 't jaar 1820 bedroeg het getal inwoners der Westelijke staten, Kentucky, Ohio, Indiana, Mississippi, Missouri en Illinois ongeveer 112 millioen, in 1830 ruim 2 millioen, in 1840 4 millioen en in 1850 ongeveer 7 millioen. De stad St. Louis, welke in 1820 slechts 4000 inwoners telde, bevat thans ongeveer honderdduizend zielen.

Deze daadzaken spreken zoo duidelijk, dat het overtollig mag geacht worden, nog iets daarbij te voegen over de waarde en uitwerking van de stoomvaart in Noord-Amerika. Ik geloof dan ook te mogen veronderstellen, dat ieder zal toestemmen, dat wij hier een duidelijk bewijs hebben van de weldadige gevolgen, welke, onder Gods beschikking, de beoefening van natuur- en werktuigkunde voor landen en menschen kan te weeg brengen.

 

 

  1. Eene Geographische mijl = l13 uur gaans.
  2. Merkwaardig is de invloed door den N. Amerikaanschen bison op de aardrijkskundige ontdekking der ongebaande bergstreken uitgeoefend. Wegens hunnen plompen vorm valt het hun moeijelijk, als zij des winters naar zachter klimaat willen trekken, hooge bergen te overschrijden. Zij zoeken dus de geschiktste bergpaden op, en hebben alzoo de beste wegen aangewezen door het Cumberland- en Rotsgebergte enz. De Europeesche vestiging heeft de bisons van de oevers der Mississippi en Ohio teruggedreven. (Von humboldt naar de Archaeologia Americana).
  3. Deze stad drijft eenen handel in gezouten spek en gerookte hammen, die zijne weergade niet heeft. Overal worden deze hammen heengezonden, hetgeen marmier in zijne lettres sur l' Amérique, Paris 1851, doet zeggen, dat het wel mogelijk is dat de hammen, op de Pont Neuf voor Jambons de Lorraine verkocht, eigenlijk van Cincinnati afkomstig zijn. Volgens dien schrijver worden te Cincinnati jaarlijks een half millioen varkens geslagt, en verder fabrijkmatig toebereid. Als delicate franschman past hij echter wel op, zijne lezers door het verachtelijke woord cochon te kwetzen, maar duidt ze aan door de sierlijke uitdrukking van l'animal qui se nourrit de glands.
  4. Bij t. von raumer, De Vereenigde Staten van Noord-Amerika, 1849, kan men vele belangrijke mededeelingen vinden.