Album der Natuur/1859/Reusachtige boomen

Uit Wikisource
Reusachtige boomen (1859) door Alexander Willem Michiel van Hasselt
'Reusachtige boomen,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (achtste jaargang (1859), pp. 321-322. Dit werk is in het publieke domein.
[ 321 ]

REUSACHTIGE BOOMEN.

 

 

In het American Journal of Science and Arts van silliman, No 51, Mai 1854, en daaruit in mohl en schlechtendal's Botanische Zeitung, 1854, p. 755—757, leest men een berigt van asa gray, over den ouderdom van eenen onlangs in Kalifornië gevelden zeer zwaren en ouden boom, behoorende tot de Kegeldragenden (Coniferae). In de Sierra Nevada aldaar, digt bij den oorsprong der Stanislas-rivier, vond men dezen stam, welke een der weinigen is, waarvan men den ouderdom door het tellen der jaarkringen heeft kunnen nagaan.

De lengte van den stam bedroeg 322 voeten[1], de dwarse middellijn, op eene hoogte van 5 voeten boven den grond, 29 voeten en [ 322 ]2 duimen, en op eene hoogte van 200 voeten, nog 5 voeten en 5 duimen, zijnde alles te gelijk met de schors gemeten. Gray had een stuk van het hout, één duim breed, waarin hij met het bloote oog duidelijk 48 jaarkringen kon tellen.

Op grond van hierop steunende berekeningen en bij vergelijking met andere jongere stukken hout, maakt hij op, dat deze boom op zijn hoogst 2066 jaren oud zal geweest zijn.

Het is dezelfde soort, welke ook vermeld wordt in de belangrijke Reis van den Missisippi naar de kusten van den Grooten Oceaan, door b. möllhausen, Zutphen 1859, II, bl. 339—341 en waarvan, volgens Dr. klotsch, de oudste naam is Wellingtonia gigantea lindley, waarvan Sequioa Wellingtoniana van berthold leemann synonym is. Möllhaussen zag in de daarom zoogenoemde Vallei der Mammouthboomen, 1500 voeten boven de oppervlakte der zee, in het district Calaveras aan de rivier Stanislas in Kalifornië, op eene oppervlakte van 50 morgen[2], 90 zoodanige boomen, waarvan de minste niet beneden de 15 voeten in doorsnede had. Men kan, zegt hij, zijne oogen naauwelijks gelooven, als men naar de kroonen opziet, die op de stevig gegroeide kolossale stammen meestal eerst ter hoogte van 150 tot 200 voeten beginnen. De stam van een dezer boomen had 32 voeten in middellijn en eene hoogte van 300 voeten. In eenen anderen stam, die 300 voeten hoog is, bij eenen omtrek van 90 voeten, heeft men eene uitholling gemaakt, waarin 25 man gemakkelijk plaats vinden. Een andere boom zoude, door de telling der jaarkringen, blijken 3000 jaren oud te zijn.

v. H. 
 

 

  1. Engelsche maat.
  2. Een morgen ongeveer -> ¼ bunder.