Naar inhoud springen

Album der Natuur/1861/De coca

Uit Wikisource
De coca (1861) door Herman Christiaan van Hall
'De coca,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (tiende jaargang (1861), pp. 157-159 . Dit werk is in het publieke domein.
[ 157 ]

DE COCA.

 

 

De Coca of Erythroxylon Coca, Lam. der kruidkundigen[1] is eene plant, die in het leven der inwoners van Bolivia en Peru eene allezins belangrijke rol speelt, daar hare bladen als een kaauwmiddel zeer algemeen gebruikt en voor de inboorlingen onmisbaar mogen genoemd worden. Dit middel schijnt bijzondere opwekkende en versterkende eigenschappen te bezitten; immers weken lang kan de Indiaan de vermoeijendste togten doen, zonder bijna iets anders dan zijne cocabladen te gebruiken. In Bolivia wordt de Coca met de asch van eene soort van Ganzevoet of Melde (Chenopodium) en raauwe aardappelen, in noordelijk Peru met gebranden kalk vermengd, genuttigd.

[ 158 ]Omtrent de Coca en zijn gebruik berigt dr. scherzer onder anderen het volgende:

Een koopman uit Teena in Bolivia, campbell genaamd, dien ik op reis aantrof, verhaalde mij, dat hij eens met een Indiaan gereisd had, die dagelijks 30 leguas[2] te voet aflegde en gedurende dien tijd slechts eenige weinige korrels geroosterde mais gegeten, maar voortdurend Coca gekaauwd had. Wanneer de heer campbell 's nachts op eene rustplaats aankwam, voelde hij zich sterk aangegrepen en vermoeid door den rid gedurende den ganschen dag, terwijl de Indiaan daarentegen slechts zeer kort uitrustte en dan weder, evenals hij gekomen was, de reis te voet vervolgde. Op den 1sten April zond de heer campbell een Indiaan van La-Puy naar Teena, een afstand van 83 leguas, welken hij in 4 dagen aflegde; toen nam hij één dag rust en ving daarop zijne terugreis aan, die hij in 5 dagen volbragt; op zijne heenreize moest hij over een 13000 voet hoogen berg, en toch nuttigde hij gedurende deze vermoeijende voetreis niets dan een weinig geroosterde mais en Cocabladen. Volgens genoemden berigtgever, die gedurende 14 jaren in Bolivia gewoond heeft, oefent het Cocakaauwen geenerlei nadeeligen invloed op de gezondheid uit; hij kende onder anderen zulk eenen Cocakaauwer, die reeds in 1781 aan den opstand van Trysal-Amarn deelnam en toen (in 1859), hoewel ligchamelijk gebrekkig, nog in het volle bezit zijner geestvermogens was. In den regel zijn de Cocakaauwers slank, sterk en spierkrachtig. Op de kaakwerktuigen oefent het Cocakaauwen geen nadeeligen invloed uit, maar toch geeft het bruine vocht, dat van hunne lippen vloeit, aan de kaauwers een vuil en afzigtelijk voorkomen. Het is voor de Cocakaauwers even zwaar en onmogelijk, deze gewoonte vaarwel te zeggen, als dit het geval is met hen, die aan het gebruik van opium of tabak gewoon zijn; zelfs zag men Europeanen, nadat zij langen tijd onder de Indianen van Bolivia en Peru verkeerd hadden, eindigen met aan het gebruik van Coca verslaafd te worden.

Het verbruik van gedroogde Cocabladeren is in Bolivia zoo aanzienlijk [ 159 ]dat het daarvan door de regering geheven regt omstreeks 300,000 dollars oplevert. De geheele opbrengst zal ongeveer 480,000 cesto's (of korven van 25 pond) bedragen, die tegen 8—10 dollars per cesto verkocht worden.

Endlicher schrijft in zijn Enchiridion botanicum, p. 559, aan de Coca nadeelige, vooral voor het zenuwstelsel schadelijke werkingen toe; maar een van de nieuwste berigtgevers over dit onderwerp, dr. mantegassa, in de Medizinische Neuigkeiten, 1859, p. 378—380, zegt daarvan onder anderen het volgende, dat met het bovenstaande beter in overeenstemming is. De kweeking van de Coca of het Bolivische kruid is in de laatste jaren zoo toegenomen, dat de republiek Bolivia daarvan in 1856 voor 13 millioen franken verkocht. Elk arbeider gebruikt het. Het is versterkend, maar ook bedwelmend, zoodat Coquear genoemd worden de personen, die daaraan verslaafd zijn. Zulk een dronkenschap laat echter geene schadelijke gevolgen na. Het is een krachtig opwekkend middel (analepticum).

Welligt ware van de Coca ook voor Europa gebruik te maken; men zoude dit middel b.v. aan militairen bij vermoeijende marschen, aan schipbreukelingen enz. ter opwekking en versterking kunnen toedienen.

H. v. H.
 

 

  1. Vergelijk Archiv der Pharmacie, 1860, Band CLII, S. 370 volg.
  2. Een legua komt ongeveer overeen met 3 Engelsche mijlen, elk van 1609 N. ellen. Een legua is alzoo bijna 4 N. mijlen, elk van 1000 N. ellen.