Aldo Camini/Caminoscopie/6
Caminoscopie. ’n Antiphylosofische levensbeschouwing zonder draad of systeem. | |
Auteur(s) | Aldo Camini |
Datum | Juni 1922 |
Titel | Caminoscopie. ’n Antiphilosophische levensbeschouwing zonder draad of systeem. Boek II. |
Tijdschrift | De Stijl |
Jg, nr, pg | 5, 6, 86-88 |
Genre(s) | Proza |
Brontaal | Nederlands |
Bron | De Stijl. 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, pp. 225-226. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[86] ALDO CAMINI CAMINOSCOPIE ’N ANTIPHYLOSOFISCHE LEVENSBESCHOUWING ZONDER DRAAD OF SYSTEEM BOEK II De twee zekerheden: het levens als splitsingsproces in mathematische orde. Evolutie als afstootings-of objectiveersysteem. Hoe de woorden of teekens te vinden, die plastisch genoeg zijn, om uitdrukking te geven aan een levensbeginsel dat zijn ontstaan dankt aan de samenvatting van alle voorgaande. Tot lijken werden ons de beroemd-en beruchtheden, vroegerer geslachten. Gretig bemesten wij de nieuwe wereld daarmede.
waarop de Germanen zich genesteld hebben) de zelfvernietiging verhaast. Noch naar links noch naar rechts is het leven te verantwoorden, te bestendigen of te stabiliseeren. Het eenige redmiddel dat ons van de dramatische bezigheid van ons bestaan vrijmaakt, is gelegen in de noodzakelijkheid zich aandoeningsloos, ja automathisch tegenover de levensgebeurtenissen te gedragen. Aan het objectiveersysteem ontkomen wij evenwel niet. Een kritische houding blijven wij toch immer innemen en zooals wij door middel van de jacht, den spraak, de wetenschap, de religie, de kunst aanvingen natuur en supra-natuur van ons af te stooten, d. w. z. ons ten opzichte van het leven als geheel te objectiveeren, zoo zullen wij eindigen, met ons „zelf“ van „ons“ af te stooten — om ten slotte het universum, met ons zelf daarin van „ons“ af te stooten.
Voor hen, die reeds eenigszins geoefend zijn, zich in de dimensie van het electrische denken te bewegen zullen reeds beseffen, dat uit de hierboven in denkbeeldgroepen aangeduide waarheid volgt: de ontkenning van de schepping, niet slechts der historisch-evangelische, of de hysterisch-mythologische, maar eveneens de ontkenning van de transcendentale, van niets in iets. De nieuwe wetenschappen (hoe inexact ze ook zijn) zullen te bewijzen hebben, dat het voorhanden zijn eener ongeschapen eenheid van energie-materie
de universeele grond of oerstof is, welke door de polaire spanning van traagheid en destructie tot organisme komt, terwijl elk organisme weder tot splitsing (geestelijke of physieke voortplanting) komt en zich evenals de arm aan ons lichaam in 1—2—5 vermeerdert1. Van uit een andere afmeting dan die welke wij ons geometrisch als de euclidische gedacht hebben, laat zich het leven formuleeren als een systeem van splitsing tusschen de polaire spanning van – en +. Het uitbreidingslooze, het punt laat zich dus nergens vinden. Integendeel: slechts groepen van getallen (elk getal weder oneindig deelbaar) welke in beginsel alle afmetingen van ruimte en tijd bevatten. Dat hierdoor de twee uitersten: het denkbare, tastbare en het transcendentale of god, totaal vervallen, spreekt van zelf. En hierdoor worden religie, philosophie en mathematica bij de rekenkunde ingelascht. [...] 1 Bedoeld is hier bovenarm-been 1, onderarm-beenderen 2, vingers 5. [...] |