Naar inhoud springen

Alexander Franciscus van Beurden/De aanleg van de Kapellerlaan te Roermond

Uit Wikisource
De aanleg van de Kapellerlaan te Roermond
Auteur(s) Van Beurden
Titel De aanleg van de Kapellerlaan te Roermond
Tijdschrift Limburg's Jaarboek
Jg, nr, pg 8, [volgnr. 4], 318-320
Brontaal Nederlands
Bron tijdschriften.delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

[318]


De aanleg van de Kapellerlaan


te Roermond. Ao 1730.


(MET KAART.)


      De Roer is ten allen tijde een wispelturig riviertje geweest. In gewone tijden stil haren grilligen weg door beemden en akkerlanden nemende, vliet de Roer kalm door haar diep ingegraven bed. Maar valt er aan den bovenloop wat veel regen, smelt de sneeuw daar wat spoedig weg, dan zwelt de Roer aan tot een onstuimigen vloed, die de landen overstroomt, dijken verbreekt, wielen en gaten slaat. Dan beproeft ze ook haar reuzenkrachten op boomen en bruggen en brengt vreeze in de dorpen, als in den winter het ijs in schotsen opgestapeld de muren der huizen beukt en rameld.
      Ook onze voorvaderen hadden met hare buitensporigheden te doen. In 1730 toch had ze bij Roermond het Schoor buiten de Zwartbroeker poort, waarlangs de weg naar O. L. Vr. in ’t Zand liep, geheel uitgespoeld, terwijl ook vele landerijen in de rivier verdwenen waren. De toestand was in 1730 zoodanig geworden, dat de passage gevaarlijk was. Scholtis en Magistraat der stad Roermond besloten aan dien onhoudbaren toestand een einde te maken door den weg te verleggen en met batten en oeverwerken de nadeelige kracht der Roer te breidelen.
      Bij reces van 6 Februari 1730 werd de landmeter Coolen belast met ’t maken van een ontwerp-begrooting van het in te nemen land, van de beschoeiing der Roer en der te verkoopen overhoeken van andere wegen.
      Met het verleggen van dien weg had men toch nog een ander doel! De Maasnielder poort, die lag ter plaatse, waar nu het stationsterrein zich uitstrekt, was jaren lang gesloten geweest. De Keulsche en Guliksche heerbanen, die op die poort uitliepen, waren weinig gebruikt en daarom door de aangrenzende eigenaren versmald en gedeeltelijk in gebruik genomen. Men wilde nu deze beide heerbanen bij de Kapel


[319]


– 319 –


in ’t Zand vereenigen en dan over één baan de stad inleiden, die recht van de Kapel op de Zwartbroekerpoort zou loopen. De strooken, die op de Keulsche en Guliksche banen ingenomen waren, benevens datgene wat nog overschieten zou als men deze wegen van den rang van heerbanen met eene breedte van minstens twee roeden (volgens het Landrecht art. 29) zou terugbrengen tot gewonen wegen, wilde men aan de aanschietende eigenaars verkoopen tegen een prijs, bij schatting geraamd.
      Met dit bedrag zou men de kosten van onteigening dekken van den aanleg van den nieuwen weg, de tegenwoordige Kapellerlaan. Men was het eerst niet goed eens of men een weg zou maken van twee en een halve roede met een halve roede voor de slooten of een smallere weg van anderhalve roede met een halve roede voor de slooten. Daar de oude heerbanen loopende op de Maasnielder poort breeder dan twee roeden waren, werd ook de nieuwe weg op drie roeden getraceerd door den landmeter Gerard Coolen, dus op 13 meter 82 centimeter, volgens de oude landmaat. 1)
      Door Carel bij der Gratie Gods Rooms Keijser werden op 18 Februari 1730 opene brieven gegeven aan den Scholtis, borgemeester, schepenen en Raedt der stadt Roermond, om de heerbanen bij de Nielderpoort op een roede breedte te brengen en de nieuwe baan te onteigenen op drie roeden. De te verkoopen grond was te samen groot 1533 roeden en 84 voeten.
      De weg begon aan het glacis van de Zwartbroeker poort en liep linea recta tot de Kapel door. De landmeter Coolen paalde hem af in het bijzijn van den Raedtsverwandter Smeets en den Peijborgemeester Ramaeckers op 20 Maart 1730.
      Van de navolgende eigenaars werd van hunne landerijen, in het oude glacis gelegen, onteigend:
      ad 3½ schelling per roede. Jaep Bentjin, Joannes Eullers, de wed. H. Clomp, Lijsbet van der Linden, Joannes van Wessem, Lenard Rodolf, schepen de Haen, de Carthuisers, Hermanus Hinkers, samen 93 roeden 25 voet.
––––––
      1) Zie almanach de la Province de Limbourg 1823 pag. 88 Ruremonde verge courante = 4.6068 mètres, vierk. roede = 0 are 21,22 ca.


[320]


– 320 –


      In of aan de Wolfskeel tusschen de twee wegjes aan 7 schellingen de roede:
      Joseph Moris, Mariagarde, wed. Geurts Bongaerts, Cornelis van Kessel, Baron Wittenhorst, burgem. Cruijsancker, Lennard Rodolf, Derick Janssen, Voogd Heyster, Mariawee, Lemmens, Secretaris Baenen, Reyner Reyners, Cornelis van Kessel, Raedtsverw. Smeets, Lenssen, Hendr. van Dam, van Loesen, Arnold Crompvoet, erven. Denraets samen 189 roeden.
      Tusschen het tweede en derde wegje aan 4½ schellingen de roede.
      Keulen, Begijnhoff, Crompvoet, Manhuijs 60 roeden 50.
      Boven het derde wegje tot aan de Kapel aan 4 schellingen per roede.
      Van Oost, Petit, Disen, Strijthagen, St. Jacobs broederschap, Janssen, Scheffers, de Armen, Paul Tennegieter, Cornelis van Kessel, Wanssum, wed. van Daelen de oude Abdije Munster. Samen 262 roeden, het geheel te samen 604 roeden oude maat. Of de breedte der Kapelier]aan later nog wijziging onderging, is mij tot nog toe onbekend.
Roermond, 1 November 1902.


VAN BEURDEN.