Algemeen Handelsblad/1854/Nummer 7027/De belangstelling in het verzamelen van munten en penningen

Uit Wikisource
‘De belangstelling in het verzamelen van munten en penningen […] is sedert de laatst verloopene vijf en twintig of dertig jaren zeer merkbaar toegenomen. […]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, maandag 19 juni 1854, [p. 1]. Publiek domein.

[ 1 ] De belangstelling in het verzamelen van munten en penningen van vroegeren tijd zoo hier te lande als elders, is sedert de laatst verloopene vijf en twintig of dertig jaren zeer merkbaar toegenomen. Voorwaar een hoogst verblijdend teeken onzes tijds; men stelt daardoor belang in eene zeer degelijke wetenschap en beoefent tevens op eene aangename wijze de geschiedenis der oude volken, men volgt als het ware hunne ontwikkeling in kunsten en wetenschappen en veroveringen of uitbreiding van gebied door verdrag of door het zwaard. Hiertoe dienen de munten en penningen den onderzoeker voorzeker tot een veilig kluwen in dien doolhof van af de vroegste tijden, tot aan de uitvinding der boekdrukkunst.
 Maar zeldzaam is den verzamelaar en liefhebber van het munt- en penningvak eene zoo schoone gelegenheid als thans geopend, om hunne collectien met zoo schoone en waardvolle exemplaren te verrijken. Wij bedoelen de collectie munten en penningen, nagelaten door den Heer J. J. Becker, en waarvan de verkoop aanstaanden Maandag in het Huis met de Hoofden eenen aanvang zal nemen. Een zeer zeer uitvoerige en belangrijke catalogus ziet daarvan het licht; uit liefde tot de wetenschap, hebben uit de vele kundige liefhebbers en verzamelaars in Nederland zeven zich wel met de redactie daarvan willen belasten; het zijn de HH. K. Kaan, Jonkh. Six van Hillegom, L. Dornseiffen, de Hoogleeraar H. C. Millies, O. Keer, J. G. F. Meijer en C. J. S. Tetterode.
 Onder de rubriek „Grieksche en Romeinsche Munten” geeft ons de catalogus 3400 nommers, Oostersche munten 580, Nederlandsche en andere Europesche munten 3119, noodmunten 337 (deze collectie is bovenal zeldzaam zoo volledig bijeen gebragt), penningen 1502, en eindelijk 202 nommers boekwerken en munt- of penning-kasten.
 De Heer Becker, de verzamelaar dezer uitmuntende collectie, had zich en teregt, eene Europesche vermaardheid verworven, volhardende studien en uitgebreide kennis in de moeijelijkste vakken der numismatiek hadden hem tot eene zeldzaam te bereiken hoogte in de wetenschap van dit vak gebragt. Dat hij daaraan een zuiveren smaak en juiste keus wist te paren, getuigt dit door hem nagelaten waarlijk vorstelijk kabinet.