Algemeen Handelsblad/1877/Nummer 14517/Frankrijk/Het ministerie

Uit Wikisource
‘Het ministerie heeft Maandag zonder te strijden een overwinning in den Senaat behaald. […]’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, donderdag 17 mei 1877, [p. 1]. Publiek domein.

[ 1 ] Het ministerie heeft Maandag zonder te strijden een overwinning in den Senaat behaald. Een talrijk publiek was tegenwoordig, wachtende op de interpellatie, waardoor men van den Senaat een votum hoopte te verkrijgen ten gunste van de clericale partij en derhalve in tegenspraak met het votum, dat de Kamer na Gambetta’s redevoering gegeven had. De ministers Simon en Decazes waren op hun post, gereed om te antwoorden. Doch de Senatoren der zedelijke orde hielden in een der bijzondere vertrekken eene beraadslaging en de groote meerderheid kwam tot het besluit, dat het niet helpen zou, indien men het ministerie op dit oogenblik aantastte. Mgr. Dupanlaup, die verklaarde in het bezit te zijn van zeventig brieven van bisschoppen, welke geheel zijn gevoelen deelden, betoogde zeer krachtig, dat alleen de kerk schade lijden zou, indien men op het oogenblik een aanvallende houding aannam. Slechts met groote moeite verkreeg de bisschop van de heeren de Chesnelong en de Franclieu de belofte, dat zij zouden zwijgen. Do clericalen der uiterste rechterzijde waren woedend. Men hoorde den baron de Lareinty, by het verlaten van het vertrek, waarin men had beraadslaagd, heftig protesteeren tegen de tactiek der opportunisten en zeggen: vier jaar lang hebt ge tijd gehad en ons eindelijk tot de Republiek gebracht. Nu blijft u niets over dan ons tot den ondergang te brengen. De hertog de Broglie fluisterde den minister Simon en daarna den voorzitter van den Senaat toe, dat de interpellatie was ingetrokken en het teleurgestelde publiek ging al spoedig uiteen. Volgens de Köln. Zeit. had de Regeering aan den aartsbisschop van Parijs geschreven, dat zij art. 204 van het wetboek van strafrecht zou toepassen, indien de bisschoppen voortgingen de wet te overtreden. Art. 204 bepaalt: „Elk geschrift, herderlijke onderwijzingen behelzende, in welken vorm dit zijn moge, en waarin een geestelijke van eenig godsdienstgenootschap zich aangematigd zal hebben, hetzij de hooge regeering, hetzij eenige daad van het openbaar gezag te berispen of te bestraffen, zal de straf van uitbanning voor den geestelijke, die het uitgegeven zal hebben, na zich sleepen.” Mgr. Guibert schijnt toen bevreesd te zijn geworden en heeft, volgens la Défense (het orgaan van den Orleanschen bisschop) persoonlijk zich tot den heer de Franclieu gewend, dat deze zijne interpellatie terughouden zou.