Naar inhoud springen

Algemeen Handelsblad/1877/Nummer 14517/Groot-Brittannie

Uit Wikisource
‘Groot-Brittannie’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, donderdag 17 mei 1877, [p. 1]. Publiek domein.
[ 1 ]

𝕲𝖗𝖔𝖔𝖙-𝕭𝖗𝖎𝖙𝖙𝖆𝖓𝖓𝖎𝖊

De vijfdaagsche slag is gestreden. Met 354 tegen 223 stemmen werden Gladstone’s voorstellen verworpen gelijk ieder trouwens van te voren wist dat geschieden zou — doch Gladstone treedt niettemin als overwinnaar uit den ongelijken strijd, omdat hij zijn doel bereikt heeft. Hij wilde de regeering dwingen tot een verklaring; hij wilde dat het land volkomen juist werd ingelicht betreffende den loop der onderhandelingen en wilde ten laatste den woordvoeders der liberale partij de gelegnheid geven om duidelijk te verklaren dat volgens hun overtuiging Engeland in geen geval Turkije mocht helpen. Hij heeft in elk opzicht zijn doel bereikt. De minister van binnenlandsche zaken legde een verklaring af, welke geheel in den geest van Gladstones voorstellen was en de hoofden der oppositie zeiden hetzelfde in andere woorden. De vrucht van het debat is, dat thans de geheele wereld weet, dat Engeland alleen tusschenbeide zou treden in het Oosten, wanneer Konstantinopel of het Suezkanaal bedreigd wierd en dat in elk geva; Turkije aan zijn lot zal worden overgelaten, dat het zich door zijn eigen misdaden en wanbestuur berokkend heeft.
Terwijl het bespreken van Gladstone’s voorstellen deze goede gevolgen in het parlement had, hebben zij hen, die een oorlog met Rusland verhinderen willen, zeer versterkt, door de krachtige uiting van den volkswil buiten de kamer, welke zij hebben uitgelokt. Op de meest onmiskenbare wijze is op tweehonderd openbare volksvergaderingen in het geheele rijk geprotesteerd tegen een oorlog met Rusland ten behoeve van Turkije, en ieder, die het belangwekkende debat gevolgd heeft, moet hebben opgemerkt, de verklaringen van de regeering elken dag gematigder en vredelievender werden. Zij gevoelde dat het volk niet met haar is, en dat een ontbinding van het parlement noodzakelijk zou worden indien lord Baeconsfield’s drijven naar oorlog gehoorzaamd wierd. Alleen de gematigde leden van het ministerie hebben dan ook gesproken, en ofschoon in het Hooger Huis door den hertog van Argyll het ministerie op de scherpste wijze gegipst is geworden, heeft lord Beaconsfield zijn mond niet opengedaan. De hartstochtelijke vriend der Turken heeft gezwegen.
Het verslag van het debat in de Times zou eenige nummers van ons blad, bijvoegsel en al vullen, en gelijk wij reeds vroeger zeiden, moet het in zijn geheel gelezen worden tot recht verstand der zaak. Het is voornamelijk van geschiedkundig belang, en stelt ieder in staat te begrijpen hoe Engeland in zijn tegenwoordigen geisoleerden toestand onder de Staten geraakt is. De oorlog is nu aan den gang en wij denken voor het oogenblik meer aan de toekomst dan aan het verleden, en daarom stellen wij het meeste belang in de aanduiding, welke het debat geeft van Engeland’s waarschijnlijke houding. De Times zegt dienaangaande het volgende: „Een goed gevolg van het debat is, dat het een protest gewekt heeft van het Engelsche volk tegen een oorlog direct of indirect tot verdediging van Turkije.
„Niets is zoo merkwaardig geweest in het debat als de verklaringen ten gunste van den vrede, zoowel van de conservatieven als van de liberalen. De oorlogspartij is in eene kleine minderheid gebleven. Wij zeggen niet dat alle gevaar voorbij is, want elke Russische overwinning zal waarschijnlijk de angstkreten van een radelooze paniek ten gevolge hebben, terwijl de groote der ministerieele meerderheid de hoop om te kunnen aanvallen, vermeerderen zal. Voor het oogenblik zijn echter het land en de regeering op den veiligen weg.”
Het eenige uit het debat van den laatsten dag, waarop we meenen meer in het bijzonder de aandacht te moeten vestigen is Gladstone’s antwoord van „neen” op de vraag van den minister „of hij den oorlog wenscht tegen Turkije?”
„Neen, zeide de heer Gladstone, stellig neen. Doch wanneer de groote mogendheden gezamenlijk optreden kunnen zij hun doel bereiken, juist zonder oorlog, gelijk Engeland en Frankrijk toonden toon ze in 1830 de scheiding tusschen Nederland en België tot stand brachten. Wanneer Engeland gezamenlijk met Rusland te werk ware gegaan, zou Rusland niet hebben kunnen doen wat het wilde en zou Turkije het hoofd hebben moeten buigen, want verzet ware vruchteloos geweest met de Engelsche vloot voor Konstantinopel.” Wanneer de gelegenheid zich aanbood om den oorlog te eindigen, door Turkije te dreigen met geweld, verklaarde de heer Gladstone, dat Engeland dit nog behoorde te doen.
Een merkwaardige aanduiding van de volksstemming ten gunste van den vrede, kan men ook vinden in de zeer krachtige houding der geestelijkheid, zoo van de staatskerk als van de afgescheidene Protestantsche kerken. Algemeen verklaart die geestelijkheid zich tegen het geven van eenige hulp aan Turkije. Dit komt o. a. uit een open brief van den Anglikaanschen bisschop van Gibraltar.
„Ofschoon het een algemeen aangenomen beginsel is”, zegt hij, „dat de geestelijkheid zich onthouden moet van staatkundig twistgeschrijf en gepraat, is het toch de plicht van elken Engelschman, hij zij geestelijke of leek, om, zoo de eer van zijn land hem lief is en de belangen van den menschelijken vooruitgang hem dierbaar zijn, in een tijd van zoo ernstig gevaar, als wij nu beleven, te spreken en zijn invloed uit te oefenen. Onder onze oogen worden druk pogingen gedaan om het volk te verleiden tot een schandelijken en misdadigen oorlog ten gunste van Turkije.
„Alle Engelschen moeten zich aaneensluiten om een strikte onzijdigheid in acht te nemen en een doof oor te keeren tot ieder, die, om welke redenen ook, een bondgenootschap met Turkije aanbeveelt.”
En terwijl een enkele geestelijke dus schrijft, schijnen honderden — volgens onze berichten — alzoo te spreken.