Algemeen Handelsblad/Jaargang 63/Nummer 19093/Avondblad/De oplossing der ministerieele crisis

Uit Wikisource
‘De oplossing der ministerieele crisis’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, dinsdag 25 februari 1890, Avondblad, Tweede Blad, [p. 2]. Publiek domein.

[ Tweede blad, 2 ]De oplossing der ministerieele crisis. Zooals men zich herinneren zal, heeft de Arnh. Ct. aan de leden der Eerste Kamer, die tegen Hoofdstuk Koloniën stemden, verweten, dat zij blijk gegeven hadden van gebrek aan politiek doorzicht. Het Kabinet toch werd in groote moeilijkheden gebracht, wegens de groote bezwaren, aan het vinden van een opvolger van den heer Keuchenius, in het algemeen van een minister van koloniën, die in het Kabinet paste, verbonden. De thans gedane benoeming van minister Mackay tot minister van koloniën heeft haar, naar zij meent, in het gelijk gesteld. „Niet dat wij, zegt de Arnh. Crt., deze oplossing hadden voorzien; wij hadden eer verwacht, dat er na zeer lang zoeken de een of andere koloniale specialiteit, alleen in eigen oogen groot, zou gevonden worden om het opengevallen Departement te besturen, althans de zaken loopende te houden. Maar wij erkennen dat het misbaarlijk optreden der antirevolutionairen de moeilijkheden voor het ministerie nog heeft vermeerderd, en het gedwongen heeft tot eene oplossing, die het, indien het vrij geweest ware, wellicht niet zou hebben uitgedacht. Want met allen eerbied voor den heer Mackay kan een onpartijdig, onbevooroordeeld toeschouwer niets anders getuigen, dan dat het ministerie op het oogenblik, nu er zooveel brandende vraagstukken in Indië op oplossing wachten, geen minister van koloniën bezit[.] Zij die, met al hunne bekommering over de bekende manieren van den heer Keuchenius, zich over zijn optreden in dit Kabinet hebben verheugd, of althans getroost, met de gedachte dat hij door zaakkennis, kunde en geest- en werkkracht de aangewezen man tot handelen was, hebben ’t nu te verantwoorden dat hij een opvolger heeft, die noch door persoonlijke ondervinding, noch door studie, noch door zaakkennis eenige betrekking tot de koloniën, heeft, een met de beste bedoelingen vervuld, maar met geenerlei ervaring toegerust man. En die verantwoordelijkheid wordt te grooter, omdat de vrienden van Indië in de Eerste Kamer juist den grootsten stoot aan het afkeurend votum hebben gegeven: zij hebben thans bewerkt, dat de belangen der koloniën volkomen aan de partijdrift zijn ten offer gebracht.
„En de nieuwe minister van binnenlandsche zaken! Wij houden niet van perfide politiek, anders zouden wij in zijn optreden alleen dit lichtpunt kunnen ontdekken, dat deze aartsvijand van de openbare school de nieuwe onderwijswet met al die geestdrijverij, drift en scherpte zal ten uitvoer leggen, die de dragers van zijn naam in Europa en Zuid-Amerika beide kenmerken, en waardoor de reactie tegen de partij wet van 1889 slechts kan worden verhaast.”