Algemeen Handelsblad/Jaargang 78/Nummer 24651/Avondblad/Tweede Kamer

Uit Wikisource
‘Tweede Kamer. Vergadering van Vrijdag 15 December’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, vrijdag 15 december 1905, Avondblad, eerste blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ Eerste blad, 1 ]

Tweede Kamer.

Vergadering van Vrijdag 15 December.

(Per telegraaf.)

Marinebegrooting.

De behandeling der begrooting wordt voortgezet en wel bij de 2e afdeeling (materieel).
De heer VAN WASSENAAR VAN CATWIJCK bespreekt de onderzeesche torepdobooten. De boot bleek te Vlissingen bij de proefneming te zijn een zeawaardig schip. De Minister weigere de boot niet, tenzij blijke dat de boot bepaald niet goed is. De voorwaarden voor overneming waren zeer zwaar. Als de boot nu niet aan alles voldoet, zal zij het weldra wel doen als onze bemanning goed geoefend is. De Minister zij dus tevreden als de gecontracteerde snelheid en do zeewaardigheid vaststaan. Spr. vraagt of het niet mogelijk is een inrichting aan de boot te maken waardoor men onder water zijnde kan hooren.
De heer BRUMMELKAMP heeft ook de proefneming met de onderzeesche boot bijgewoond. Hij stond verbaasd over den triumf van het menschelijk genie. Van zijn ondervindingen bij den tocht geeft spr. een overzicht. Hebben we hier niet solutie van het probleem dat bij de verdediging ter zee niet het zwaartepunt moet gezocht worden in groote schepen maar in torpedobooten? En geldt dat niet in bijzondere mate voor ons kleine land? Bewijst deze uitvinding niet dat het verkeerd is toe te geven aan een ontmoedigend pessimisme? In dat pessimisme deelt spreker niet. Ook de anti-militaristen moesten inzien dat nu de tijd gekomen is om een nieuwen koers voor onze zeeverdediging.
De heer VAN DEN BERGH (Helder) bespreekt den verkoop van oud materieel. Hij acht de argumenten van den Minister zwak tegenover het aangegeven denkbeeld om de schepen zelf te sloopen en dan de onderdeelen te verkoopen. Daarvan verwacht spr. meerdere opbrengst. Natuurlijk kost het sloopen arbeidsloon, maar de vraag is of het eindresultaat niet beter zal zijn dan bij de thans gevolgde methode.
De MINISTER VAN MARINE is aangenaam getroffen door de gebleken belangstelling in de torpodoboot te Vlissingen in aanbouw. De Minister is van de waarde van de onderzeesche torpedobooten voor onze marine overtuigd. Maar zij moeten aan zekere eischen voldoen. De vrees dat het vaartuig onverhoeds op eenig voorwerp zal stooten, is niet groot. Het denkbeeld door den aeer Van den Bergh ontwikkeld zal de Minister overwegen, maar het gaat toch inderdaad niet aan, goede scheepsbouwers aan sloopingswerk te zetten. Dit laatste is een zeer speciaal werk, laagstaande arbeid. Het is hier niets anders dan een quaestie van meer of minder geld.
Bij art. 17 bespreekt de heer THOMSON in de eerste plaats den afbouw van het in aanbouw zijnde schip. De lessen uit de laatste oorlogen pleiten niet voor dit type van schip. Een zeer belangrijke factor in den zeestrijd is geworden de kracht van de groote vuurmonden. Alle mogendheden vergrooten de tonnenmaat der schepen met de bedoeling te komen tot bewapening met de allerzwaarste kalibers. Voor onze kustdefensie zullen we dus met het in aanbouw zijnde type weinig kunnen verrichten. Wat de Minister hiervan denkt weet de Kamer nog niet. Waarvoor zal het schip gebruikt worden? Na de gebeurtenissen in Azië treedt de vrees meer en meer op den voorgrond dat het schip voor de kustverdediging niet bruikbaar is. Om het bruikbaar te maken zou men het artilleriegeschut moeten verzwaren. De 2½ millioen gulden voor den afbouw gevraagd, zouden beter besteed zijn voor de helft aan beter geschut op de kust zelf en door de rest van de begrooting te schrappen. In verband met het type van het schip is verzwaring van geschut onmogelijk, zegt de Minister. De Regeering lichte dit technisch bezwaar nader toe.
In ieder geval zou spr. het toch beter vinden dat er een krachtige vuurmond en één minder krachtige vuurmond op het schip zou zijn dan twee minder krachtige vuurmonden. Men had het schip niet op stapel moeten zetten vóór men de resultaten van den Aziatischen oorlog kende. Spr. ziet in dat alles niet anders dan werkverschaffing voor de Rijkswerf. De Minister ga in ieder geval de quaestie der bewapening nog eens na.
Een tweede punt is de ketelreparatiën, die verscheidene tonnen gouds kosten. Verdient het geen aanbeveling onze ketels alleen te stoken met Ombilienkolen? Ons personeel is met het gebruik van die kolen bekend. Daarom richtte men de ketels voor die kolen in. Hebben er, reeds proeven plaats gehad in verband met het economisch gebruik van kolen op oorlogsschepen?
Ten slotte de aanvrage van geld voor het drijvend droogdokje voor de terpedobooten. Het oogenblik voor uitbreiding van de dokgelegenheid is al heel slecht gekozen. Immers oud materieel wordt opgeruimd en er komt dus in de bestaande dokken ruimte genoog voor de terpedobooten. Er is meer gevraagd ƒ 40,000, maar de kosten voor dit nieuwe „gereedschap” zullen veel grooter zijn. Er is personeel en materiaal voor de exploitatie noodig, en de Kamer is er nog niet. De Minister zal ongetwijfeld later nog meer van zulk „gereedschap” aanvragen. De Minister neme den post van de begrooting af.
De heer JANSEN (Den Haag) vraagt welk systeem van draadlooze telegraphie is gekozen. Spr. meent het Duitsche systeem. Maar dat mag op de Italiaansche en Engelsche kusten niet gebruik worden. Dat is een bezwaar. Is het niet beter daarom het Marconische stelsel te kiezen? Ook spr. had andere bewapening voor het nieuwe schip gewenscht.
Is dat niet mogelijk nu het schip nog niet is afgebouwd? Onder water lanceerinrichtingen acht spr. voor groote schepen ongewenscht. De Min. overwege daarom de zaak nog eens, te meer nu hier ƒ 53,000 kan bezuinigd worden. Het droogdokje acht spr. noodig. Het kost nu wel geld, maar op den duur zullen de onderhoudskosten van de torpedo’s er minder door worden. Do exploitatiekosten zullen wel meevallen.
De MINISTER VAN MARINE geeft toe dat bij schepen die tegenwoordig ontworpen worden, de neiging bestaat het middelbaar kaliber geschut te doen vervallen, maar het geldt hier een in aanbouw zijnd schip. Andere natiën hebben ook schepen met 15 cM. geschut. Dat geschut kan goede diensten doen. De bewapening heeft invloed op de geheele inrichting van het schip, op de berging en op den aanvoer van munitie. Vooral verandering in de bewapening zou dus verandering in inrichting insluiten. De Min. ontraadt het dus ten zeerste. Met de kanonnen van 24 cM. kan men ook tegenover schepen met zwaarder geschut veel doen.
Bij nieuwe schepen zal de Min. echter overwegen het gesohut zwaarder te maken. Het feit dat schip tegenover schip een van 5000 ton niet opgewassen is tegen een van 15,000 ton, spreekt vanzelf. Maar dat behoeft ons volstrekt niet terug te houden van den aanbouw van schepen van niet te groot type. Bij den bouw moet echter op gelijkmatige verdeeling van het geschut op het schip letten. Ook daarom zou het ontactisch zijn, de bewapening van het nieuwe schip te gaan veranderen. De bescherming van het geschut van 7 cM. kanonnen zal de Min. nader bestudeeren. De Min. is voorstander van het stoken met Ombilienkolen in lndië, maar het gaat bezwaarlijk alle ketels daarvoor ineens in te richten. Daarvoor zouden al de schepen naar Holland moeten komen.
Dat het personeel verschillend soort van kolen gebruikt, is geen bezwaar. Omtrent het economisch gebruik van kolen worden voortdurend proeven genomen. De machinisten zijn doorloopend verplicht proeven te nemen. De lanceerinrichtingen voor torpedo’s onder water blijft de Minister noodig achten. De gebleken strijdwijze ter zee wettigt niet die lanceerinrichtingen weg te nemen. Zeker niet voor een schip voor de kustverdediging, dat wellicht zal moeten vechten op korten afstand. Het nieuwe schip zal in sommige gevallen buitengaats gebruikt worden, verder voor de verdediging van de zeegaten en zoo noodig ter handhaving van onze neutraliteit.
Wat het droogdokje aangaat, er wordt wel veel materiaal verkocht, maar er blijft toch nog genoeg over, genoeg om de beschikbare dokruimte in te nemen. Voor de torpedobooten was dus nieuwe dokruimte noodig. De onderhoudskosten zullen zeer gering zijn. Er is weinig personeel voor de exploitatie noodig. Voor Hellevoetsluis zal de Min. geen dokje aanvragen. Hij waarschuwt de Kamer het geld voor het aangevraagde dokje niet te weigeren. Na gezette overweging is het Duitsche systeem voor de draadlooze telegraphie gekozen, dat voor onze schepen voldoende is te achten.
De heer THOMSON repliceert. Hij blijft onze schepen waardeloos achten, als zij ten opzichte van het geschut niet gelijkwaardig zijn aan de schepen van onze tegenstanders. Spr. is niet gerust dat het aantal droogdokjes in de toekomst niet zal vermeerderen. De opvolgers van den Minister behoeven zich niet door ’s Ministers uitspraak gebonden te achten. Daarom stelt spr. voor het artikel te verminderen met ƒ 40,000 (kosten van een droogdokje).
De heer VAN WASSENAER VAN CATWIJCK bestrijdt het amendement. De torpedobooten zijn bezwaarlijk op de helling te brengen. Er is een dokje voor noodig. Er wordt niet zóó veel oud materieel verkocht dat er genoeg dokruimte voor de torpedobooten beschikbaar komt.
De MINISTER VAN MARINE repliceerende, betoogt dat de draagkracht van kanonnen te land grooter moet zijn dan ter zee, waar men niet op zulk een grooten afstand schiet. Onze 24 cM. kanonnen zijn voldoende. Het zou slechte economie zijn het dokje niet te bouwen. De onderhoudskosten van de kostbare torpedobooten zouden er zeer door stijgen. In jaren kan nog niet berekend worden op opruiming van zóóveel oud materieel dat er voldoende dokruimte beschikbaar komt.
De heer THOMSON handhaaft zijn amendement. Het feit dat een begin wordt gemaakt met opruiming van oud materieel pleit voor het amendement. Bovendien, we hebben vooropgesteld dat bezuiniging noodig is om ter sociale wetgeving te kunnen komen.
Na repliek van den heer VAN WASSENAER bestrijdt de heer JANSEN (Den Haag) het amendement. Voor een torpedoboot is een klein dok noodig. Het februik van een groot dok als dat te Willemsoord is voor kleine booten oneconomisch.
De MINISTER VAN MARINE sluit zich bij deze bestrijding van het amendement aan.
De heer THOMSON houdt vol dat met den bestaanden toestand kan worden volstaan.
De heer VERHEY deelt mee dat de minderheid van de commissie van rapporteurs vóer, de meerderheid tegen het amendement is. Die meerderheid acht den bouw van een droogdokje van economische waarde.
Het amendement wordt verworpen met 42 tegen 25 stemmen.
Vóór de heeren: v. d. Bergh (Helder), Patijn, Regout, Van Foreest, Duynstee, De Boer, Nolting, Lieftinck, Treub, Troelstra, Limburg, Tak, Marchant, Doodhuyzen, Ketelaar, Janssen (Maastricht), Plate, Bos, Thomson, Zijlma, v. d. Zwaag, Schaper, Hugenholtz, Jannink en Hennequin.
Het artikel wordt goedgekeurd.
Bij art. 20 (aanschaffing torpedo’s en lanceerinrichtingen) vraagt de heer JANSEN (Den Haag) inlichtingen over de aanschaffing van de drijvende mijnen (strooimijnen).
De MINISTER verklaart dat de Reg. diligent is. De proeven met de Fransche mijnen zullen worden voortgezet en geven hoop op goede resultaten.
Bij art. 21 (herstelling schepen) zegt de heer JANSEN (Den Haag) dat de tegenwoordige wijze van repareeren onzer schepen bij particuliere maatschappijen tot hooge kosten leidt. Mem gaat daarbij nogal op lichtvaardige wijze te werk. De Minister geve de reparaties niet altijd van dezelfde werven. Dat bevordert onze industrie niet. De Minister legge een lijst van werven aan in de eerste plaats van deze die drookdokken hebben.
De MINISTER meent dat de werf die het schip gebouwd heeft, het best de reparaties die noodig zijn, kan overzien en dus de kosten bepalen. Bovendien er is altijd haast bij de reparaties en men kan andere werven dus niet in de gelegenheid stellen eerst eens nauwkeurig en raming op te maken. Het stelsel van den heer Jansen zou dus ii de practijk falen.

Mr. Schepel.

De VOORZITTER stelt op verzoek van de huishoudelijke commissie voor den heer mr. Schepel ontslag te verleenen als commies-griffier met ingang van 16 dezer en wel op de meest eervolle wijze en onder dankbetuiging voor de door hem in die betrekking bewezen diensten (bravo’s).
De voorzitter meende uiting te geven aan de gevoelens der Kamer, wanneer hij den heer Schepel gelukwenschte met de groote onderscheiding hem te beurt gevallen door zijn benoeming tot rechter te Utrecht. Hij hoopte dat mr. Schepel nog lange jaren dit gewichtige ambt zou vervullen tot zegen van de talrijke justitiabelen en tot eigen voldoening. Intusschen zal nu de Kamer verstoken zijn van uitstekende diensten gedurende meer dan 7 jaren door hem bewezen met groote bekwaamheid, veel toewijding en tact.
De Kamer — aldus eindigde de voorzitter — zal aan uw persoon en uw arbeid een dankbare herinnering bewaren (bravo’s en handgeklap).
De heer Schepel werd door de aanwezige gelukgewenscht.

Orde van werkzaamheden.

Op voorstel van den VOORZITTER werd daarna besloten na Binnenlandsche Zaken te behandelen de begrooting van Financiën en daarna die van Landbouw.

(De zitting duurt voort.)