Algemeen Handelsblad/Jaargang 83/Nummer 26405/Ochtendblad/Hof van Arbitrage
‘Hof van Arbitrage’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, donderdag 20 oktober 1910, tweede blad, p. 6. Publiek domein. |
Hof van Arbitrage.
Gistermiddag half 3 werd de behandeling der „Oriuoco”-zaak in het gebouw van het Permanent Hof van Arbitrage voortgezet.
Mr. Grisanti, de agent van Venezuela, ving zijn dupliek aan. Hij legde nogmaals den nadruk erop dat de eerste vraag, aan het oordeel van het scheidsgerecht onderworpen, een vraag is niet van revisie, maar van nietigheid. Het scheidsgerecht moest eerst uitmaken of de uitspraak van mr. Barge geldig of nietig is, en alleen in het laatste geval mag tot revisie worden overgegaan. Dit onderscheid is van belang, omdat het protocol bepaalt, dat de eerste vraa gmoet worden uitgemaakt volgens de beginselen van het internationaal recht, terwijl daarentegen bij eventueele revisie het scheidsgerecht volgens billijkheid zal hebben te beslissen.
Vervolgens betoogde pleiter dat de clausule in de concessie van de ischende maatschappij, volgens welke alle vorderingen der maatschappij bij den Venezuelaanschen rechter moesten worden aangebracht, in overeenstemming is met de bepaling van artikel 149 van de Venezuelaansche Grondwet van 1893, volgens welk artikel elk contract van nationaal belang de bepaling moet inhouden dat dc geschillen daaruit voortkomende moeten worden berecht door den Venezuelaanschen rechter en volgens de wetten der Republiek. En bovendien is het een algemeen rechtsbeginsel dat alle contracten te goeder trouw moeten worden ten uitvoer gelegd.
De bepaling is ook niet in strijd met het internationaal recht.
Na nogmaals te hebben uiteengezet dat de gemengde commissie die in 1903 over de vordering der Orinoco steamship company had recht te spreken, volgens het protocol geheel vrij was in hare beslissing kwam pl. tegen de door mr. Mc. Kenney geleverde critiek van de wijze waarop spr, als lid van de gemengde commissie zijn taak had vervuld ten aanzien van de vorderingen, voor die commissie gebracht, in het bijzonder wees pleiter erop dat uit de akte van overdracht van de Orinoco shipping and trading company niet te zien is, welke schuldvorderingen daarbij gecedeerd werden. Dit is van belang omdat in een analoog geval — de vordering der waterleidingmaatschappij te Caracas — een groot deel der vordering zich reeds in vreemde handen bleek te bevinden.
Pleiter was hiermede aan het einde van zijn dupliek doch verzocht nog een uitstel van drie dagen om zijn pleidooi schriftelijk aan het scheidsgerecht over te leggen.
De President merkte op dat volgens de procesorde, gelijk deze was vastgesteld, slechts zes uur hiertoe was toegestaan. Het scheidsgerecht had echter geen bezwaar, 48 uur uitstel te verleenen.
Na hierop te hebben metdegedeeld dat de datum van de volgende zitting — waarin de uitspraak zal geschieden — 48 uur te voren ter kennis van de agenten van partijen zal worden gebracht, sloot de voorzitter, prof. Lammasch, de zitting.