Naar inhoud springen

Amersfoortsch Dagblad/Jaargang 19/Nummer 127/Het Getij

Uit Wikisource
Het Getij
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 27 november 1920
Titel Het Getij
Krant Amersfoortsch Dagblad
Jg, nr 19, 127
Editie, pg [Dag], [5]
Brontaal Nederlands
Bron archiefeemland.courant.nu
Auteursrecht Publiek domein

Het Getij.

      Als je (bij toeval) eens een exemplaar van „Het Getij” in handen krijgt en als je je niet laat afschrikken door de roode ultramoderne golven van groote onnatuurlijkheid, noch door de mismaakte letters, die als gruwelijke oorlogsverminkten of wanstaltige misgeboorten aandoen, en je slaat desondanks het tijdschrift open, frappeert je dadelijk de rust van normale zwarte lettertjes op doodgewoon wit papier, heelemaal niet meer exentriek of schreeuwerig. Maar als je die zwarte lettertjes wil gaan lezen, dan vlucht de gemoedsrust wederom en krijg je den indruk: de heeren zijn wat geirriteerd; ze voelen zich onplezierig gestemd. Die indruk plant zich àl hechter vast en als de laatste regels druks gesavoureerd zijn, weet je heel beslist: ze voelen zich niet lekker!
      Ze opponeeren en gaan te keer, zij trekken te velde en breken af, maar wat ze eigenlijk precies willen, die schrijvers in „Het Getij”, dat staat er niet bij geschreven. De „tachtigers” braken af, maar zetten er litteratuur en poëzie tegenover. De „twintigers” niet alzoo. Maar zijn de „Getijknapen” (die naam is van Van Rossem) wel de „twintigers”? Ze zeggen het. Nou goed dan, ’t kan er wel bij. De Jazz is óók van ’20, waarom zou Theo van Doesburg het niet zijn?
      Wanneer er waarde in schuilt, kleinigheden, nietigheden te verkrijgen met het groote en grootsche en — hopen wij — het door Theo van Doesburg ongekende (want anders zou ie profaneeren), dan is zijn simultaneistische schets zeer waardevol. Maar gaat ’t er om, een ander of zelfs een zoogelijk mogelijk gestemde ziel indrukken mee te deelen door middel van geschreven woorden (ik stel de voorwaarden niet hoog), dan is „waardeloos” misschien iets overdreven.
      „Tusschen ijzer en goud” is een tooneelspel van Math. Kemp. „Het ijzer is nuttiger dan (het) goud. Het goud is kostbaarder dan (het) ijzer” leerden we al in ons eerste Fransche themaboekje. Maar Math. Kemp kost het vier bedrijven met 15 personen en er komen heerlijke fragmenten in voor!
      Er zijn bijvoorbeeld twee doortrapt slechte kapitalisten, uitzuigers, die zich vetmesten ten koste van edele stakkers. „Als ik nu nog kans zie, om wat meer op de rijst en de suiker te verdienen, dan haal ik dit jaar de vijftigduizend netto winst!” zegt zoo’n gemeene kerel in een café!!
      En z’n vrind (even slecht) antwoordt:
      Dat gaat best! Nu er een algemeen tekort is, moeten ze betalen, wat we vragen.... anders kunnen ze honger lijden!....”
      Is dit geen groene nonsens? „Strijd na arbeid” zou het weigeren, omdat ’t er te dik op lag, maar hier staat het gewoonweg afgedrukt. Hoe kun je een toneelspel schrijven zonder een greintje menschenkennis?
      „Huize Stadtwyck” is een roman van E. d’Oliveira en de eerste regel de beste toont het topzware, waaraan — zoomin als eenig artikel van ’t Getij — ook dit werk siet ontkomt.
      „Leo zat met zijn koffie in zijn gewone hoekje bij de pilaar in hotel „Atlantis”. Zijn broer had gelijk, toen hij hem zooeven het dilemma stelde: òf je bent maatschappelijk een non-valeur, want je energie is niet toereikend voor het eenvoudigste stukje kantoorwerk; òf je bent een parasiet en hebt niet genoeg eergevoel om je zelf tot werken te dwingen”.
      Afgescheiden van ’t feit, dat de redenatie nogal erg onbekookt is; er zijn nog wel andere mogelijkheden, dan nonvaleur of parasiet, is het al een zeer onevenwichtige constructie. Wat heeft dat kopje koffie met dien zwaren boom te maken? Maar van zulke redenaties een artikel zonder Leo, zonder Atlantis of gewone hoekjes! Maar leest men de roman verder, dan blijkt het, dat d’Oliveira wel doller kan, alsof dat de eenigste verdienste is!
      Eén aflevering van „Het Getij” geeft stof tot ergernis ad libitum. Zoolang je wilt voortlezen, zul je je ergeren, ’n kwestie van lankmoedigheid. Als je dan het tijdschrift dichtslaat begrijp je ineens die hoekige rooie golven beter: die zijn zoo schreeuwerig niet! Binnen-in. Binnen-in!!