Roermond den 7 September. Voor 4 a 5 dagen zijn hier van beneden eenige Schepen met munitie en vivres aengekomen, waer op men op heden de troupen, van voor de Grave hier verwacht, ſonder dat met ſeeckerheyt kan geſeght werden, wat men daer mede voor heeft. Giſteren met het kriecken van den dagh, zijn eenige Franſche Dragonders, gedetaſcheert uyt een conſiderabel corpus paerden, ſonder ſlagh of ſtoot gekomen, en hebben twee van de Spaenſche geavanceerde ſchilt-wachten, nevens 50. paerden van de gepreſte Wagens en karren die meer als 1000 in ’t getal onder de Stadt ſtonden, wegh genomen; waer mede wederom afweecken, en is meer geluck als wijsheyt, dat geen meerder ſchade gedaen hebben. De Hollandſche Fuſeliers de wacht hebbende by de Scheepen voorſz, daer het de Franſchen apparent op gemunt hadden, hielden deſelve ſoodanigh beſet en bewaert, dat den Vyant geen gelegentheit tot de minſte avantagie daer op ſiende, met haer gemaeckte buyt weder retireerde. Hier op heeft den Heer Overſten Lieutenant Wijnbergh, die gedachte Fuſeliers commandeerde, de wacht van de voorſchreeven Waghens op ſich ghenomen, ende deſelve op een voordeelighe plaets, tuſſchen de Maes en Roer ghepoſteert, en verder door een dubbelge Wagenburg ſoodanigh verſeeckert, dat de Franſchen naer alle apparentie geen lucht meer ſullen hebben, om daer aen te byten. De tijdinge van het over gaen van Trier heeft hier onder een yder groote blijdſchap veroorſaeckt, en mochten daer op de verſamelde troupen wel naer Limburgh of Luyck marcheeren, om een proef op een van die twee plaetſen te doen; te meer, alſoo die van Luyck het Franſche juck niet langher willen dragen.
|