Dada.
Men schrijft ons uit Utrecht:
Ook hier hebben Kurt Schwitters en de heer en mevrouw v. Doesburg een Dada-avond gegeven. Het publiek was zeer talrijk opgekomen, zoodat de groote zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen geheel gevuld was. De studeerende jongelingschap was bijzonder sterk vertegenwoordigd.
De „uitvoering” was gelijk aan die, welke te Amsterdam en te ’s-Gravenhage is gegeven.
De studenten hadden zich ook geoefend in het maken van allerlei geluiden, zoodat het miauwen, kraaien en oe-oe-geroep niet van de lucht was. Met een toespraak werd onder luide hoera’s, een soort van bloemstuk aangeboden, dat door zijn vorm en door de voorwerpen, waaruit het was samengesteld, sterk aan de Dadaïstische kunstuitingen deed denken.
Eenige oogenblikken was de herrie in de zaal ten toppunt gestegen, waarop mevrouw Van Doesburg mededeelde, dat de „uitvoerders” de rollen eens zouden omkeeren en toeschouwers zouden worden. Dit scheen te helpen, terwijl bovendien een kalmeerend woord van een der aanwezigen er toe bijdroeg, om een betrekkelijke stilte in de zaal te doen wederkeeren.
De „uitvoering” werd daarna vervolgd en had verder een geregeld verloop, voor zoover er van „geregeld” bij een Dada-avond sprake kan wezen. Een enkele maal werd er nog eens geloeid of gemiauwd, maar de „aardigheid” scheen er af en het werd een vrij saaie en slappe geschiedenis.
|