Naar inhoud springen

Anoniem/De beursprijsvraag/2

Uit Wikisource
De beursprijsvraag
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 9 januari 1886
Titel De beursprijsvraag
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 21, 2, 10-11
Opmerkingen Isaac Gosschalk vermeld als Gosschalk, Richard Phené Spiers als Phené Spiers, Louis Marie Cordonnier als Cordonnier, Simon Wolf Josephus Jitta als S.W. Josephus Jitta, Daniël Josephus Jitta als D. Josephus Jitta, Constantijn Muysken als Muysken, Ludwig Klingenberg als Klingenberg, Ernst Tauschenberg als Rauschenberg
Brontaal Nederlands
Bron tresor.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

[10]
[...]


(A. et A.)


DE BEURSPRIJSVRAAG.


      In de Gemeenteraadszitting van 6 Januari is de Amsterdamsche Beursprijsvraag-quaestie voorloopig, misschien wel voor goed, tot een einde gebracht.
      Wij wenschen hier het een en ander van de gevoerde discussiën mede te deelen, daar in de meeste dagbladen, waarschijnlijk omdat de verslaggevers niet voldoende op de hoogte waren der technische vraagstukken, het in die zitting gesprokene min of meer onjuist is weergegeven.
      De heer Gosschalk, die het debat opende, meende, dat de voordracht een meesterstuk van diplomatische kunst was. Hij geloofde, dat er twee wijzen zijn om een mandataris, die zijn taak niet voldoende ten einde bracht, te behandelen. In de eerste plaats kan men herzien, hetgeen door hem verricht is, in de tweede plaats kan men eerbiedigen, hetgeen door hem is gedaan. Spreker zou de eerste wijze van handelen gekozen hebben, Burgemeester en Wethouders kozen de tweede.
      In vele opzichten is hier de mandataris, dat is de Jury, in gebreke gebleven. De Jury toch heeft zich op allerzonderlingste wijze van de begrootings-quaestie afgemaakt, en wel om vijf redenen, in haar rapport genoemd.
      De eerste reden was „omdat het haar te lang zou ophouden”, de tweede „omdat de gegevens ontbraken”, de derde „omdat de kosten niet altijd in rechte reden staan tot den kubieken inhoud, en de kubieke inhouden, zooals gevraagd was, niet opgegeven waren”, de vierde „omdat de kosten afhankelijk zijn van de mindere of meerdere duurzaamheid der gekozen materialen”, de vijfde „omdat zij, de begrooting niet kunnende controleeren, geneigd zou zijn een goedkoop ontwerp te kiezen, om binnen de grenzen van een cijfer te blijven, buiten hare voorkennis vastgesteld”.
      Behalve het zich afmaken van de begrootings-quaestie, heeft de Jury willekeurig een element in de beoordeeling opgenomen, buiten het programma om, te weten den eisch van schilderachtigheid, zoogenaamd in verband met de omgeving. Treurig is het daarbij, te bemerken, dat zij uit het oog verloren heeft, hoe de omgeving er uit zou zien bij een gebouw van 37 M. hoogte, zonder de torens en aanbouwen, en van 103 M. lengte, gelegen aan straten van 30 M. en 12 M. breedte.
      Spreker zal, om een einde aan de Beursquaestie te maken en om niet den schijn te hebben het verdienstelijk werk, dat geleverd is, te miskennen, ondanks zijn bezwaren, zijn stem geven aan het voorstel tot uitreiking der premiën, en nu tot het bespreken der voordracht zelf overgaan; hij behandelt daarom allereerst hetgeen gezegd is omtrent het plagiaat.
      Reeds vroeger zeide hij, dat deze zaak delicaat was en geheel afhankelijk van subjectieve opvatting. Wanneer hij er thans over spreekt, doet hij het als vakgenoot der 13 onderteekenaars, waaronder mannen, uitmuntende door degelijkheid en goede trouw. Burgemeester en Wethouders laten zich wijselijk over de plagiaat-quaestie niet uit, maar verwijzen naar de Jury,


[11]


9 Januari 1886.


DE OPMERKER.


11


die daaromtrent geraadpleegd is. Wat zeggen echter nu eenige Juryleden? De heer Phené Spiers, de gewaardeerde leeraar van de South-Kensington-school, pleit verzachtende omstandigheden. Hij spreekt van „the hurry of a great competition”, „the limited time”; „Mr. Cordonnier being a student of l’Ecole des Beaux Arts at Paris, has hitherto probably designed his buildings in the modern French style; he is suddenly called upon to work in a style, which shall harmonize with the buildings of Amsterdam; he cannot invent a new Dutch style.... he must study the works of the best period of Dutch and Flemish art in the 16 and 17 century and if he wants to engraft something new, he must go to the Baltic or go to France..... It is only the façade of the Damrak in which there are parts at all resembling the townhall of La Rochelle.... In the arcade Mr. Cordonnier has apparently token his features from the townhall of La Rochelle”. (1).
      De heer Von Schmidt, te Weenen, spreekt, voor zoover zijn brief leesbaar is, niet over het punt in quaestie; de heer Sédille zegt: „J’avais remarqué dès le principe sur la façade latérale de ce projet une inspiration de l’un des motifs de l’Hotel de Ville de La Rochelle, mais ce motif, très transformé par le concurrent, ne constitue à mon avis que l’usage très légitime, fait pas l’artiste des modèles des siècles passés” 1).
      Van de overige leden zijn geen schriftelijke mededeelingen overgelegd
      Wat moet men nu denken van den ernst der Juryleden bij het lezen van hun rapport, waarvan de aanhef luidt als volgt: „Les soussignés déclarent, que ce qui est venu plus tard à leur connaissance, c’est à dire, que l’usage, fait de quelques motifs architecturales de la façade de l’Hotel de Ville de La Rochelle, pour une partie de la façade latérale du projet Y de la nouvelle Bourse d’Amsterdam, ne leur aurait donné aucune raison de changer d’apinion sur ce projet, attendu, etc.” (2).
      Spreker meent, dat uit het aangehaalde genoegzaam blijkt, dat de beschuldiging, als zou de Jury haar taak luchthartig hebben opgevat, niet ongegrond was, en derhalve de waarschijnlijkheid, dat vele belangen der inzenders verwaarloosd zijn, zeer groot is.
      Wat nu de begrootingen betreft, hoewel stellig hier en daar bezuinigingen te maken zijn, mag spreker uit zijn eigen ervaring aanvoeren, dat in den regel bij het uitwerken van een project er zooveel bijkomt, dat van bezuiniging ten slotte geen sprake is. Overigens zou het te bejammeren zijn, dat de Gemeente een gebouw van 2 à 3 millioen oprichtte uit niet-monumentale materialen.
      De conclusie van de voordracht, wat betreft het uitreiken der premiën aannemende, zal spreker niet nalaten om te blijven protesteeren tegen de uitvoering der onpractische en onarchitectonische plans; hij wijst op den ongeschikten vorm van het bouwterrein en de buitensporige hoogte, en licht dit met enkele voorbeelden van Amsterdamsche bouwwerken toe.
      De heer S. W. Josephus Jitta sloot zich bij het door den heer Gosschalk gesprokene aan, voorzooverre dit betrekking heeft op het oordeel der Jury. Hij wil de volgorde der bekroningen laten zooals die is, doch meent, dat het ontwerp Y geen practischen plattegrond heeft, wat betreft de nevenlokalen. Het ontwerp In hoc signo floresco voldoet hem uit dit oogpunt beter. Hij wenscht door een amendement uit te drukken, dat Burgemeester en Wethouders zich niet zullen gebonden achten een der beide ontwerpen te doen uitvoeren.
      De heer Coninck Westenberg was het geheel eens met het afkeurend oordeel, door den eersten spreker over de Jury geveld. Volgens hem kunnen Burgemeester en Wethouders zich gemachtigd achten een geheel nieuw plan voor den Beursbouw in te dienen. Hij protesteert met nadruk tegen vorm en plaats der Beurs.
      Ook de heeren D. Josephus Jitta en Kerdijk beamen het laatste. Zij stellen zich voor, te reageeren tegen het besluit, in 1883 genomen.
      De heer Muysken wilde nog op eenige lichtpunten wijzen, en noemde als zoodanig, dat een der bekroonde plannen een Nederlandschen naam als medewerker draagt en een ander van twee stadgenooten afkomstig is.
      Nadat de Wethouder Ankersmit nog kortelijk gerepliceerd had, werd de voordracht zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
      Bij de opening der naambrieven werden de bekende namen voorgelezen, vermeerderd met die van de ontwerpers van Ammerack, zijnde de heeren Klingenberg, te Oldenburg, en Rauschenberg, te Bremen.
      Wij hebben gemeend eenigszins uitvoerig het gesprokene, voorzooverre het de technische quaestiën betreft, te moeten releveeren, omdat het de bevestiging bevat van de beschouwingen, door ons bij verschillende gelegenheden aan de Beursprijsvraag gewijd. Ook thans blijven wij bij onze meening, dat de gekozen plek door zijn afmetingen voor het beoogde doel ongeschikt is.


      (1) „De haast bij een groot prijsvraag”, „de beperkte tijd”, „Mr. Cordonnier, die een leerling van de Ecole des Beaux Arts te Parijs is, heeft waarschijnlijk totdusverre zijn gebouwen ontworpen in modernen Franschen stijl; nu moet hij plotseling gaan werken in een stijl, die harmonieeren moet met de Amsterdamsche gebouwen; hij kan geen nieuwen Nederlandschen stijl uitdenken ... hij moet de werken uit de beste tijden van Hollandsche en Vlaamsche kunst in de 16e en 17e eeuw bestudeeren, en wil hij wat nieuws toevoegen, dan moet hij gaan naar de Oostzee of naar Frankrijk. Slechts in den gevel aan het Damrak zijn gedeelten, die op het stadhuis van La Rochelle gelijken.... In de arcade heeft Mr. Cordonnier blijkbaar zijn motieven aan ’t stadhuis van La Rochelle ontleend.
      1) „Ik had van den aanvang af bemerkt, dat de zijgevel van dit ontwerp geïnspireerd was op een der motieven van het Stadhuis te La Rochelle, maar het aanwenden van dit, voor den mededinger zeer veranderd, motief is naar mijn meening niets anders dan een zeer geoorloofd gebruikmaken van voorbeelden uit vroeger eeuwen.”
      2) De ondergeteekenden verklaren dat hetgeen later ter hunner kennis kwam, te weten, het gebruik, dat van eenige bouwkundige motieven van het Stadhuis te La Rochelle gemaakt is bij het ontwerp Y voor een nieuwe Beurs te Amsterdam, voor hen geen reden zou geweest zijn om aangaande dit ontwerp van oordeel te veranderen, daar, enz.