Naar inhoud springen

Anoniem/De overdracht van het Olympisch stadion aan de Mij. Het Nederlandsch Sportpark

Uit Wikisource
De overdracht van het Olympisch stadion aan de Mij. Het Nederlandsch Sportpark
Auteur(s) Anoniem
Datum Donderdag 1 november 1928
Titel De overdracht van het Olympisch stadion aan de Mij. Het Nederlandsch Sportpark
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 85, 304
Editie, pg Ochtendblad A, 2
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron kranten.kb.nl
Auteursrecht Publiek domein
De overdracht van het Olympisch stadion
aan de Mij. Het Nederlandsch Sportpark.


      Gistermiddag prijkte het nieuwe stadion in vlaggetooi als in de groote dagen van de Olympische Spelen. Deze feestelijke tooi was ter eere van de officieele overdracht van het stadioncomplex aan de Mij. Het Nederl. Sportpark. Tegen 12 uur vereenigden zich daartoe in de directiekamer onder de officieele tribune de heeren Schimmelpenninck v. d. Oye, Waller, Hirschman, jhr. Van Doorn, Van Holkema en Cobijn van het Comité 1928, wethouder dr. Abrahams als vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam, de architect van het stadion, de heer Jan Wils, en het bijna voltallige bestuur van de Mij. het Nederl. Sportpark met den bedrijfsdirecteur, den heer Jan v. d. Berg.
      De president van het comité 1928, mr. A. baron Schimmelpenninck v. d. Oye, nam eerst het woord. Spr. bracht allereerst in herinnering dat het ontstaan van dit stadion aan het driehoeksconvenent tusschen de gemeente Amsterdam, de Mij. het Nederl. Sportpark en het comité 1928 te danken is, en zijn oorsprong vond in de Olympische Spelen. De overeenkomst tusschen de betrokken partijen bepaalde, dat vóór 1 Januari 1929 het Stadioncomplex overgedragen moest worden aan de Mij. het Nederl. Sportpark, of, zooals men het in den volksmond steeds pleegt te noemen: het Stadion. En het verkeugde spr. en zijn medeleden, dat het wederzijdsch belang van „het Stadion” en van het comité 1928 medegebracht, dat thans reeds tot overdracht werd overgegaan.
      Daarop richtte spr. zich tot den wethouder van publieke werken van Amsterdam en verzocht hem, aan de gemeente nogmaals de verzekering te geven, dat het comité 1928 en de geheele Nederlandsche sportwereld dankbaar zijn voor den breeden blik van de stadsbestuurderen en de aangename samenwerking, die zooveel bijdroeg tot het totstandkomen van dit grootsche bouwwerk en tevens tot het welslagen der Olympische Spelen.
      Vervolgens zich wendende tot den voorzitter der Mij. Het Nederlandsch Sportpark, memoreerde de heer Schimmelpenninck in de eerste plaats de aangename en vruchtdragende samenwerking tusschen het Comité en de Maatschappij. Er waren — aldus spr. — zoo ontzettend vele gelegenheden om het niet met elkaar eens te zijn, dat men slechts met waardeering constateeren kan, dat van die gelegenheden nagenoeg geen gebruik is gemaakt. Spr. dankte de voortvarende leiders der maatschappij voor die medewerking, die zoozeer in het belang der Spelen was, en gaf namens het comité 1928 de verzekering, dat hij dit prachtige sportpark ten volle toevertrouwde aan de maatschappij, die reeds zulke doorslaande bewijzen heeft geleverd, dat haar de leiding van een dergelijke inrichting ten volle kan worden toevertrouwd. Dit verheugt ons te meer, aldus spr., omdat voor de organisators van de Spelen uit den aard der zaak aan dit Stadion onvergetelijke herinneringen verbonden zijn. Moge het steeds blijven een kostbaar monument van de sport en een nuttig instituut voor de lichamelijke opvoeding van ons volk!
      Wethouder Abrahams wilde namens de stad Amsterdam een kort woord spreken van het verleden en van de toekomst. Wat het verleden betreft, huldigde spr. het comité 1928, dat de Olympische Spelen tot eer van Amsterdam en van het geheele land zoo uitstekend organiseerde. Het comité 1928 zal weldra verdwijnen, doch het heeft met dit Stadion een blijvend monument opgericht van den voortreffelijken arbeid, dien het tot stand bracht. De wethouder sprak voorts de overtuiging uit, dat het stadion aan de hooge eischen, die te stellen zijn, ook in de toekomst voldoen zal, nu het in het bezit is gekomen van de Stadion-Mij. Het gemeentebestuur — aldus de wethouder — stelt in u, bestuurderen dezer maatschappij, het volste vertrouwen. Het is zich zelf bewust van de cultureele waarde van de sport en speciaal van de lichamelijke opvoeding. En het is overtuigd, dat de leiders van het stadion steeds de hooge idealen voor oogen zullen houden, welke aan het totstandkomen van dit bouwwerk ten grondslag gelegen hebben. Ik wensch u van harte geluk, dat ge dit schitterende sportpark thans in bezit kunt nemen.
      De heer A. P. Scheltema dankte namens den raad van beheer van de Mij. het Nederl. Sportpark de heeren Schimmelpenninck en dr. Abrahams voor de vriendelijke woorden en prees op zijn beurt de prettige samenwerking met het stadsbestuur en het comité. Spr. zette uiteen, hoe juist de maatschappij uit vrees voor de groote moeilijkheden, verbonden aan de exploitatie van een zoo omvangrijke inrichting, voor de grootsche plannen van den heer Wils geduizeld had, doch al was die vrees nog niet in alle deelen overwonnen, men vertrouwde toch in samenwerking met de Nederlandsche sportwereld tot een exploitatie te kunnen komen, waarbij bovenal de sport gebaat zal zijn.
      Spr. beschouwde dit Sportpark als een nationaal bezit van het geheele Nederlandsche volk. Ons land is stellig te klein voor meer dan één dergelijke inrichting en hij vertrouwde, dat men dit elders zal inzien. Spr. aanvaardde daarop onder oprechte dankbetuiging aan het comité 1928 en de gemeente Amsterdam het Sportpark voor zijn maatschappij en huldigde ten slotte den genialen bouwmeester, Jan Wils.
      Ten slotte wenschte de heer Schimmelpenninck nog in het bijzonder den directeur, den heer v. d. Berg, met de aanvaarding van zijn taak als bedrijfsleider van het Olympisch stadion succes.

Overige vindplaatsen

[bewerken]
  • Anoniem (1 november 1928) ‘De overdracht van het Olympisch Stadion aan de Mij. Het Nederl. Sportpark’, Ochtendblad B, p. 1.