Naar inhoud springen

Anoniem/Naar een nieuwen bouwstijl

Uit Wikisource
Naar een nieuwen bouwstijl
Auteur(s) Anoniem
Datum Vrijdag 28 maart 1924
Titel Naar een nieuwen bouwstijl
Krant Nieuwe Rotterdamsche Courant
Jg, nr 81, 87
Editie, pg Avondblad, B, 1
Opmerkingen Jacobus Johannes Pieter Oud vermeld als Oud, Piet Mondriaan als Mondriaan, Cornelis van Eesteren als Van Eesteren, Vilmos Huszár als Huszar, Ludwig Mies van der Rohe als Mies van der Rohe, Gerrit Rietveld als Rietveld, Jan Wils als Wils
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Naar een nieuwen bouwstijl.


      Onze correspondent te Parijs schrijft d.d. 25 Maart:
      De jongens en de meisjes, de heeren en de dames van de Architectuur-school aan den boulevard Raspail hebben gedaan, wat bij ons H. B. S.-ers, gymnasiasten en studenten doen, ze stichtten een „broederschap”. Deze „Amicale” streeft niet enkel de gezelligheid na, ook tentoonstellingen richt ze in. Van zoo’n tentoonstelling is eenige dagen geleden in deze courant gerept. De leerlingen hebben een Nederlandsche groep gastvrij ingehaald.
      Dit is De Stijl. In Nederland weet men wel, wat daaronder te vestaan en hier is ze ook geweest. De voortvarende Léonce Rosenberg, open voor al wat nieuw is in beeldende kunst, gunde den architectonischen plannen en maquettes enkele maanden geleden onderdak. Deze kunsthandel echter richt zich tot een beperkt publiek. De vooruitstrevendsten onder onze bouwkundige ontwerpers moeten de gelegenheid, hun geboden om nu in een ruimere zaal temidden van het werk, het hunne na verwant, hun bekwaamheid te toonen en te toetsen aan het oordeel van belangstellenden uit aller heeren landen, te gretiger aangegrepen hebben, daar ze geen architecten zijn in den gewonen zin.
      Van hun technisch kunnen is geen kwaad gezegd. Dat Fransche oogen hierin niet in de eerste plaats bouwkunst, maar schilderkunst in de ruimte zien, heeft er niet mee te maken. De vorige bespreking van de tentoonstelling bezorgde den schrijver een brief van een der behandelden, die er ten overvloede nog eens op wees, dat een winkel-ontwerp, daar aanwezig, wel degelijk uitgevoerd was. En in een te Rotterdam verschijnend blad behoeven de praktische verdiensten van den heer Oud niet naar voren te worden gebracht.
      Deze jongeren zijn behalve kunstenaar en ambachtsman wegwijzer. Zij getuigen in kleur en lijn, in steen en gewapend beton. Zij protesteeren ook met woorden tegen sleur en vooroordeel. Immers hebben ze hun theoretici en ideologen. De fijne en eerlijke, maar in zijn werk tot een uiterste van abstractie verijlde Mondriaan, ook hier vertegenwoordigd, is hun verwant. Van hem is bij denzelfden Rosenberg een geschrift verschenen over Neoplastiek. De beschouwing over dezen hier wonenden landgenoot, ter gelegenheid van diens vijftigsten verjaardag hem van Parijs uit gewijd, sprak over dit duistere program.
      De bezoeker van de tentoonstelling in de Architectuurschool vindt in den catalogus eveneens een manifest. Hij meent den geestdriftigen en apodiktischen toon van den leider, Theo van Doesburg daarin te herkennen. Het is het vijfde van De Stijl, te Parijs in 1923 opgesteld. Het collectieve karakter van de bouwkunst komt ermee in het licht. Deze menschen werken samen. Samenwerkend, leerden ze haar als een samenvatting aller kunsten zien: „industrie, techniek enz.” Ook dit „enz.” is van den opsteller. De leden van de groep leerden nog meer: „de konsekwentie zal een nieuwen stijl geven”. De wetten van ruimte en kleur hebben ze in opderling verband en in den tijd bestudeerd en door de kleur uit de verschijning van ruimte en tijd een nieuwe dimensie zien geboren worden. Tevens vonden ze de definitieve methode, om die elementen evenals verhouding en materiaal als een eenheid samen te bouwen. Bouwend gelijk ze willen, leggen ze het dualisme van binnen- en buitenkant vast en geven ze aan de kleur haar ware plaats. Het schilderij heeft hiermee afgedaan. Het sloopen is uit, er moet worden opgebouwd.
      Aldus het laatste, achtste artikel van de proclamatie en een welsprekend eind in dubbelen zin. Wat anders is toetssteen voor zulke manifesten dan een huis, naar die eischen opgetrokken? In Frankrijk wordt te weinig gebouwd en haast niets moderns. Wie een staal van hedendaagsche architectuur hier wil zien, loopt naar het witte tegelhuis met den trapsgewijs inspringenden gevel van Sauvage aan de Rue Vavin. Op het oogenblik is een tweede, een door hem ontworpen huurhuis voor vele gezinnen in Montmartre in aanbouw. Dit belooft verrassingen, zooals een zwembassin en een kelder op de derde verdieping en krijgt een overeenkomstige tegelbekleeding. Op het oogenblik zijn de wanden van baksteen nog maar voornamelijk te zien. De zware stellingen tot het gieten van het beton staan er nog, maar van de gevels zijn de breede vlakken al te herkennen.
      Over de Stijl-groep behoeft na wat er vroeger over werd gezegd weinig meer opgemerkt. Ze bestaat behalve uit Van Doesburg uit Van Eesteren, Huszar, Van Leusden, Mies van der Rohe, Oud, Rietveld en Wils. De beide eersten hebben tezamen en ieder voor zich ingezonden. Het is belangwekkend, het op grond van plannen en foto’s van uitgevoerde werken getoonde aan de omschrijving van hun doel te toetsen. Er is een van leefkracht getuigende verscheidenheid in het karakter der bouwwerken, naar hun aanwijzingen verwezenlijkt, gelijk woningblokken voor arbeiders en huizen voor beter gesitueerden, een winkel en een wachthuis voor de tram, een wolkekrabber en uitvoerige plannen voor een universiteit.
      Over „dualité” tusschen het uit- en het inwendige spreekt de beginselverklaring. Het is makkelijk spotten met deze wijsgeerige architecten of wie het worden willen. Over de niet altijd heldere termen zou men zich met hen willen verstaan. Eenvoudige waarheden zijn erin blootgelegd. De tijd is voorbij, dat gevraagd werd, of het vermogen, een behoorlijk huis te bouwen, moet steunen op een algemeene bezinning, die de grenzen van het vak te buiten gaat en tegelijk ze trekt. Dat ze zich van die dingen rekenschap geven is hun reden van bestaan. Hun kunst en kunnen, waartusschen de grenz vervaagt, daar ze uit het individualisme naar het collectivisme zonder politieke opzettelijkheid streven, zien ze als het centrale punt. De verhouding hiervan tot de andere kunsten en technieken willen ze bepalen.
      Verscheiden ontwerpen en maquettes verduidelijken wat in het manifest wordt opgemerkt over een niewe opvatting van de architectuur, welke, van bepaalden kant gezien, een ruimtekunst van kleuren is met dien verstande, dat de kleur hier niet decoratief wordt aangewend, maar zuiver plastisch, d. w. z. om de verhoudingen te veraanschouwelijken. Dit geldt voornamelijk voor de buitenzijde. Huszar vertegenwoordigt de kunst van het binnenhuis. Hij ziet het vertrek als een compositie van kleuren in de ruimte.
      Ook verder is er ter tentoonstelling veel, de moeite van nauwkeurig kijken waard. De heer Van Doesburg, aldus verzekerde een der inrichters, vindt in ontwerpen van Fransche kameraden te prijzen, maar tegelijk hoort men praktische bezwaren tegen gewapend beton in dit klimaat aanvoeren.