Architectura/Jaargang 5/Nummer 10/Bôrô Boedoer
‘Bôrô Boedoer’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 10 (zaterdag 6 maart 1897), p. 59. Publiek domein. |
In een uitgebreid vergaderings-verslag van de afdeeling arnhem der M. t. b. v. B., voorkomende in de opmerker van 9 jan. ll., handelende over eene, door den voorzitter dier afdeeling gehouden voordracht over de bôrô boedoer, vinden wij eene aanhaling, welke wij, omdat het daarin medegedeelde zoozeer het beginsel van bouwkunst raakt, hier overnemen:
„Volgens wilsen en brummund zijn de verschillende Boeddhabeelden, hun plaatsing en attributen op de terrassen, zinnebeeldige voorstellingen van de verschillende trappen van heiliging en toenadering tot den hoogsten staat van volmaking. Met den overgang van den vierkanten tot den ronden vorm houdt alle verkeer met de zichtbare wereld op. Hier ontbreken de aardsche voorstellingen.
De koepels zijn à jour bewerkt, maar de aanraking met het aardsche is afgesloten.
De klokvorm der koepels is de vorm van den rijpen zaadbol, de lotus wijst op de geheime kracht van de eeuwig herlevende natuur. Doch niet ieder bereikt de hoogste volmaking, het einddoel; slechts éen enkele, wiens beeld voorgesteld wordt door den hoogsten en grootsten koepel. Het Boeddha-beeld daar is onvoltooid; is dit toeval of opzet? Verschillende omstandigheden leiden tot het laatste denkbeeld en de onderstelling is niet gewaagd dat het niet voltooide beeld in de ontoegankelijke Dagob of hoofdkoepel te vergelijken is met den zaadkorrel in de gesloten huls, met de pop van het schoone insekt, waaruit eenmaal een nieuw leven ontkiemen zal.”
een der 72 dagobs op
de ronde terrassen.
groote dagob vormende den top van het monument.
Dagobs- of Boeddhagedenkteekens, waarin overblijfsels van des meesters lichaam bewaard, of die ter zijner nagedachtenis opgericht werden.