Architectura/Jaargang 5/Nummer 15/'n Beschouwing

Uit Wikisource
‘’n Beschouwing. Naar aanleiding van de ten­toon­stel­ling van werk­stuk­ken en tee­ke­nin­gen van leer­lin­gen der am­bachts­school en der ge­meen­te­avond­school voor hand­werks­lie­den te Arn­hem. Ge­hou­den op 27, 28 en 29 Maart j.l.’ door H.W. Moll
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 15 (zaterdag 10 april 1897), p. 83. Publiek domein.

[ 83 ]

’N BE­SCHOU­WING[1] naar aan­lei­ding van de ten­toon­stel­ling van leer­lin­gen der am­bachts­school en der ge­meen­te­avond­school voor hand­werks­lie­den te arn­hem.
ge­hou­den op 27, 28
en 29 maart j.l.
.

 Dit epistel bedoelt niet ’n banaal verslag te geven van wat er te zien was, stuk voor stuk of groep voor groep.
 Zoo er werkelijk voor onze ambachten ’n toekomst is aangewezen d.w z. als weer in de kultuur ’n tijdperk zal aanbreken waarin arbeid zal worden verricht met begrip en liefde — dan, zeker, is ’n mooie taak onzen huidigen ambachtsscholen opgelegd.
 ’t Oprichten van ambachtsscholen was en is ’n erkenning van den droeven toestand waarin de ambachtsopleiding zich bevond en voor ’t meerendeel nog is. Wanneer nu, vooralsnog, de resultaten van het onderwijs, op de ambachten in het heerschende leven, niet van groote beteekenis kunnen zijn, moet dit toegeschreven worden aan het weinig beginsel-vaste van vele voorgangers en ook aan de overgroote moeielijkheid, aanstaande werklieden geschikt te maken voor onze gangbare pruts-praktijk en, tegelijkertijd, hen van betere beginselen te voorzien.
 ’t Is ’n fictie, te denken dat er ooit tijdperken geweest zijn waarin het overgroote deel van hen die ’n ambacht beoefenden zich artiest mochten noemen. Neen, altijd en zelfs juist in de, wat wij nu noemen, mooie tijdperken, geloof ik, dat er slechts enkelen geweest zijn die terugvonden „het beginsel.”
 Maar die enkelen waren zoo reusachtig krachtig dat ze in staat waren heel den luien menschenstoet het noodige leven in te blazen.
 Meer dan aan de liefde van allen, die ik niet geheel wensch te negeeren, danken de grootsche monumenten hun ontstaan aan den ijzeren wil en het zekere weten van enkelen. ’t Klinkt misschien voor velen wat vreemd maar ik moet altijd even glimlachen als ik hoor praten van die kracht uit dat gemeenschappelijk gelooven in christus, in de middeleeuwen. Nonsens. — De massa begreep van christus net zoo min iets als de huidige menigte dat doet. Maar in die dagen was de kerk in staat de menschen in haar te doen gelooven en misschien wel ten rechte.
 Ik bedoel nu alleen maar aan te toonen dat ’t ’n belachelijk denkbeeld is, m. i. alle werklieden te willen maken tot samenstellers, of beter scheppers van eenheden, klein of groot.
 Maar geen utopie is ’t, alle werklieden te voeren tot het juiste begrip en hen te doen krijgen de liefde tot het werk, niet om het werken zelf maar om het voortgebracht wordende. En die liefde, die met het begrip behoort saam te gaan, is voor den werkman alléen bereikbaar in betere levensomstandigheden, lichamelijk als geestelijk, dan onze samenleving den werkman vermag te geven.
 En nu aannemende dat de groei geleidelijk moet gaan en dat we nog heel en heel veel zullen moeten arbeiden alvorens iets beslist ten goede is tot stand gekomen ten opzichte van de ambachten die we in het leven om ons zien — kan ik constateeren dat de tentoonstelling der Arnhemsche Ambachtsschool als geheel, ’n verblijdend verschijnsel voor mij is geweest en past ’t, den kranigen directeur, die het mooiste deel van zijn leven aan deze school geeft, ’n oprecht gemeend woord van hulde te brengen.
 Er is duidelijk, in het totaalonderwijs, merkbaar ’n streven naar juist gebruik en begrip van materiaal en al is dit nu, op het oogenblik, voor het grootste deel alleen te zien in het geteekende — ’t kan niet uitblijven, dat het practische onderwijs, in de naaste toekomst, den beslissenden invloed van het goede beginsel zal ondervinden. Vooral zal men ’t oog dienen te houden op het gewichtige feit, dat het practische werk, voor den Ambachtsman-in-spe, is en blijft de hoofdzaak, en teekenen slechts is een hulpmiddel om tot het doel, het ding zelf, te geraken, en speciaal bedoelt ’n juisten kijk te geven op uittevoeren teekeningen.

arnhem, 29 maart. h. w. moll.


  1. Hoewel het artikel van den heer nijhoff meeningen bevat, die men overal elders kan aantreffen en nu in wijden kring als „principen” gelden en het stukje van den heer moll bij veel goede bedoeling enkele minder doordachte en moeielijk houdbare stellingen bevat, heeft de redactie gemeend beide stukken te moeten plaatsen.