Architectura/Jaargang 5/Nummer 17/Fra Angelico

Uit Wikisource
Fra Angelico ‘Fra Angelico’ door Burckhardt
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 17 (zaterdag 24 april 1897), p. 89-90. Publiek domein.

[ 89 ]

FRA ANGELICO. naar burckhardt.
vervolg en slot van blz. 84.

De talrijke, kleinere en grootere altaarstukken zullen wel ontstaan zijn nadat men in ’t klooster san marco, dat in 1436 aan de Dominikanen werd teruggegeven, was teruggekeerd. De kunstenaar begon aldra met de versiering er van en voltooide die binnen de 10 jaren op zoo omvangrijke wijze, dat in 1867 het klooster, nadat het was opgeheven, in een museum zijner werken kon veranderd worden.[1] Hier is de Frater geheel thuis, hier kan hij zijn denkbeelden frisch, gelijk dc geest hem die ingeeft, in de eenvoudige kloostergangen, in de kleine cellen van bizonder geschatte ordensgenooten, den vrijen teugel laten. De overvloedige rijkdom aan de schoonste en naïefste koppen gaat gepaard aan een geest en diepte van opvatting der daadzaken, als slechts bij weinige groote meesters kan aangewezen worden.
 Onder de schilderingen der cellen, die voor een deel [ 90 ]heel duidelijk de medewerking van leerlingen toonen, zijn de aanbidding der Drie Koningen en de kroning van maria de beste.
 In de gangen, waar de gekruiste met den h. dominicus, eene tronende Madonna en eene M. Boodschap zijn voorgesteld, is de laatste weder van bijzondere schoonheid. In eenige cellen vindt men ook de voorstellingen der retable uit de Sakristie van S. Maria Novella verdeeld, met bijbehoorende kleine schilderingen, als: de Madonna della Stella, de aanbidding der Koningen en de kroning van maria.
 Dat fiesole ook voor meer publieke godsdienstige vereering schilderde, zien wij uit de fresco’s aan den Kruisgang gelijkvloers. Het zijn 5 spitsbogen met halve figuren (waaronder christus met 2 ordensheiligen en de discipelen van emmaus, als zinnebeeldige versiering van de herberg voor pelgrims, bijzonder uitmunten); verder christus aan het Kruis met den h. dominicus, levensgroot; verder het beroemde Fresco van de aangrenzende Kapittelzaal: de gekruiste met de twee moordenaars, de personen, die er bij behooren en de h. cosmas, damiamus, laurentius, marcus, johannes d. t., dominicus, ambrosius, augustinus, hieronymus, franciscus, benedictus, bernardus, bernardino van sienna, romualdus, petrus martelaar en thomas v. aquine. Het stelt voor een smartelijk weeklagen van de geheele kerk, die hier in haar groote leeraren en ordenst[i]chters verzameld is. Zoo lang de schilderkunst bestaat, zal men deze figuren wegens hare buitengewone intensiteit van uitdrukking bewonderen; kontrasten van overgeving, van smart, van vertwijfeling, van rustig innerlijk overwegen (in den h. benedictus, die de schaar der overige ordenstichters als een Vader overziet) zullen wel nergens zooals hier in een geheel samenwerken.
 Omstreeks 1445 werd angelico door Paus eugenius iv, naar rome geroepen, waar hij vooreerst de later afgebroken Cap. del Sagramento in ’t Vaticaan schildert. Kort na den dood van eugenius 1447[2] gaf hij gehoor aan een uitnoodiging om te orvieto de Madonnakapel van den Dom te beschilderen. In den korten tijd van zijn verblijf aldaar schilderde hij slechts de figuren der Profeten en Aartsvaders aan het zuidelijke gewelf, die later naar zijne teekeningen, door signorelli, werden afgewerkt. Zoowel als hier, toont de meer dan 60-jarige kunstenaar ook in de kapel van nikolaas v in ’t Vaticaan, die hij ongeveer van af 1450 tot aan zijn dood (1455) afmaakte, de volle, frissche, scheppende kracht en meesterlijke ervarenheid. De vier Evangelisten aan het gewelf en een of andere van de kerkvaders, zooals b.v. de h. bonaventura, zijn gelijk in schoonheid aan de hemelsche figuren in orvieto. Maar niet alleen wat aan zijne kunst eigen was, werd door hem met altijd nieuwe kracht ontwikkeld, maar hij trachtte ook gelijken tred te houden met de vorderingen van zijne tijdgenooten, voor zooverre die met zijne kunst gepaard konden gaan. De geschiedenis van h.h. stephanus en laurentius in deze kapel bewijzen, dat de man, hoewel op leeftijd, nog met inspanning trachtte in te halen, wat intusschen door masaccio en anderen gewonnen was, waar het met zijne richting overeenstemde. De lieflijke wijze van vertellen van deze fresco’s verzet u in het werkelijke leven en is, meer dan bij eenig vroeger werk van den meester, geheel met de waarheid der kleuren verbonden. Heftige bewegingen, ja groote passen (schreden) schijnen hem nog altijd te mishagen (mislukken); dit wordt volkomen vergoed door b.v. eene jonge vrouw, die, met ongestoorde aandacht, naar de preek van den h. stephanus luistert en haar onrustig kind slechts bij de hand vat om het stil te houden. Wanneer men dit werk, stuk voor stuk, nagaat, zal men een schat van schoone, geestige voorstellingen van deze soort aantreffen. Bovendien is het onwaardeerbaar als een zuiver bewaard geheel uit den eersten bloeitijd.


  1. Het zoogenaamde Museo San Marco onder hoede van regeerings-ambtenaren is het beroemde klooster van gelijken naam, dat gebouwd door de Silvesterorde, onder cosimo de oude aan de Dominicaner Orde werd overgedragen, welke orde wegens hare groote artistieke en wetenschappelijke werkzaamheid door de medici zeer begunstigd werd. Sedert 1436 werd het naar het ontwerp van Michellozzo degelijk herbouwd. Binnen deze muren waar fra angelico allerwegen zijne voorname fresco’s schilderde, leefde ook tot 1498, girolamo savonarola en de lieflijke schilder fra bartolomeo della porta van 1500 tot 1515.
  2. Door s. beissel s. j. is in ’t vorige jaar bij herder te freiburg eene studie over fra angelico uitgegeven waarin ongeveer alles verzameld is wat deze eeuw over den beroemden monnik heeft aan ’t licht gebracht. Voordat de Fransche vertaling van dit werk zal verschijnen, bevat de „Revue de l’Art Chrétien” te beginnen met januari 1897 (1 afl. van Band VIII) den afdruk van de belangrijkste gedeelten van dit geschrift.