Naar inhoud springen

Architectura/Jaargang 5/Nummer 25/Zevende Internationale Kunsttentoonstelling

Uit Wikisource
‘Zevende Internationale Kunsttentoonstelling te München’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 25 (zaterdag 19 juni 1897), p. 119-120. Publiek domein.

[ 119 ]

te münchen. ZEVENDE INTERNATIONALE
KUNSTTENTOONSTELLING.

In het „Koeniglicht Glaspalast” te münchen werd dit jaar door de nu weer vereenigde organisatie van de (oude) „Kunstler Genossenschaft” en de (jongere) „Secession” eene tentoonstelling georganiseerd, waartoe de architectuur ook werd uitgenoodigd in eene afzonderlijke afdeeling.
In het Centrale comité, waarvan z. k. h. prins lodewijk van beijeren eere-voorzitter is hebben natuurlijk de schilders verreweg de meeste plaatsen bezet. Voor schilders en beeldhouwers hebben zulke tentoonstellingen eene geheel andere beteekenis dan voor de bouwmeesters. De eersten zoeken daar naast en door de eer der bekroning vooral het debiet van hunne werken. De bouwmeester die slechts koude reproducties van zijn kunstwerken kan tentoonstellen komt daar om een wedloop met zijn collega’s te houden en om de andere vakgenooten wellicht ook in de gelegenheid te stellen vergelijkende studies te maken.
Om den invloed op het eenmaal veroverd terrein niet te verliezen werd door de architecten uit verschillende landen [ 120 ]gehoor gegeven aan de particuliere uitnoodigingen, die tot hen werden gericht. Maar de inzendingen waren op den eersten juni zoo weinig algemeen aanwezig, dat toen de architectuur- afdeeling nog niet kon worden geopend.
Voor ons technici heeft deze tentoonstelling nog een ander belang, want door den invloed vooral van eenige jongere kunstenaars beeft men eene afdeeling Klein-kunsten geschapen, die thans een nog zeer bescheiden veld heeft kunnen erlangen, maar die zeer zeker bestemd is om den weg te wijzen tot het nieuwe verband, dat zou kunnen bestaan tusschen de kunst in het volksleven.
Een van de grieven die door de „Secessionisten” aan de „Künstler Genossenschaft” werd voorgeworpen, was deze dat men ten believe van het groot aantal leden telkens tentoonstellingen hield, waarvan het gehalte zeer laag daalde, aangezien een overmatig aantal schilderijen onmiddellijk boven en tegen elkander tot hoog aan den wand werden opgehangen. Het is duidelijk dat zulke rangschikking niet gunstig kan werken voor ’t genot of de ontwikkeling van den toeschouwer, die duizelt wanneer bij zulke overvulde zalen doorwandelt.
De „Parijsche Salons,” in de groote zalen van het (thans afgebroken) „Palais de l’ Industrie” vroeger ingericht, waren door hunne verbazende uitgebreidheid in dit opzicht nog ongunstiger.
Het Glas Palast te münchen is een zeer ruime loods van glas, waar het licht van alle zijden toetreedt. Telkens werden voor de kunsttentoonstelling daarin verschillende ruimten afgetimmerd, in afwisselende versieringen aangebracht.
De Secessionisten die gedurende eenige jaren een eigen lokaal betrokken hadden, beperkten zeer het aantal doeken, en bij eene groote soberheid van versiering zochten ze verband tusschen de schilderingen of beeldhouwwerken in de omgeving tot stand te brengen. Die scheiding onder de kunstenaars werd echter geheel doorgevoerd, ook in het vereenigingsleven, dat bij den „Bierseidl” in münchen zooveel meer ontwikkeld is dan in ons land.
In ’t jaar 1897 was ’t terrein van de Secession niet meer beschikbaar, en door toedoen van den minister van Eeredienst wist men eene samenwerking tusschen de verschillende groepen tot stand te brengen op de volgende grondslagen:
Een centraal comité met een regeeringscommissaris bestuurt de geheele kunsttentoonstelling.
Vooraf echter wordt de ruimte voor elke groep verdeeld.
Elke groep schilders heeft haar eigen jury van toelating.
Eene gecombineerde jury wordt gevormd door de buitenlanders.
De oude gemoedelijke figuur van den beroemden portretschilder franz van lembach, die eenigszins door toevallige omstandigheden voorzitter der Secession was, bleek nu de aangewezen man om als eerste voorzitter op te treden terwijl de goede verstandhouding gehandhaafd bleef.
Zelfs werd die verbeterde verstandhouding bij het openingsfeestmaal door Prins lodewijk met vreugde openlijk geconstateerd.
Na dezen strijd is het algemeen gehalte, is de inrichting van de tentoonstelling als geheel zeker veel verbeterd, terwijl pointillisten en impressionisten, modernen en prerafailiten, realisten en symbolisten zijn toegelaten en dus ieder voor zich het publiek kunnen toespreken, omtrent hunne zienswijze.
Gemeenlijk wordt „decoratieve” kunst als eene half onwaardige terzijde geschoven, daar waar de hooge kunst feest viert. De inrichting van de programma’s van de meest bekende Kunst-Academie zelfs van die te münchen, leveren daarvan het bewijs.
Door de groepeering van de verschillende gevormde kleine tentoonstellingszaken tot een geheel met afwisselenden vorm en toon te maken, door de omgeving van de kunstwerken, zoowel van schilderingen als van beeldwerken te behandelen in verband met die tentoongestelde voorwerpen, en voornamelijk door verscheidene vertrekken geheel te doen inrichten zooals de woonvertrekken, waarvoor de meeste kunstwerken dan toch eigenlijk bestemd zijn, heeft men hier erkend dat geen der zusterkunsten eigenlijk alleen kan bestaan. Ook waar door een tentoonstelling een slechts onvolkomen beeld van het kunstleven wordt gegeven, is het noodig die verschillende takken, ook die, welke men wel kunstnijverheid noemt, te doen medewerken.

wordt vervolgd.