Architectura/Jaargang 5/Nummer 27/Aanteekeningen omtrent de geschiedenis van den gewelfbouw in Nederland

Uit Wikisource
‘Aanteekeningen omtrent de geschiedenis van den gewelfbouw in Nederland’ door Jan Stuijt
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 27 (zaterdag 3 juli 1897), p. 128-130. Publiek domein.

[ 128 ]AAN­TEE­KE­NIN­GEN OM­TRENT DE GE­SCHIE­DE­NIS VAN DEN GE­WELF­BOUW IN NE­DER­LAND.

Tot recht begrip van het tegenwoordig bij ons te lande geldend stelsel van gewelfbouw, schijnt het niet ondienstig, na te gaan, op welke wijze door den loop der eeuwen heen, het welfsysteem zich heeft ontwikkeld.
En daar wij ons in het resultaat van dat onderzoek zullen bepalen tot, om zoo te zeggen, Nederlandsche gewelven, zoo behoeven wij in de geschiedenis niet verder terug te gaan dan tot het Romeinsche stelsel; de gewelven toch in de meest oostelijke crypta der S t. Servaas te maastricht schijnen tot de oudste gewelven te behooren die op vaderlandschen bodem gevonden worden, en dit zijn welven naar Romeinschen trant.
Bij dit eerste geval reeds springt eene bijzondere omstandigheid in het oog, een omstandigheid die voor den opzet van geheel deze bijdrage, in groote mate stelselvormend is geweest, namelijk: dat die oudste gewelven reeds te beschouwen zijn als consequenties van een elders ontstaan en gegroeid stelsel, en dit blijft zoo geheel de geschiedenis door. De gewelfbouw ten onzent zou men kunnen beschouwen als een import-artikel, en, wenschen wij ons rekenschap te geven, van hare vaderlandsche geschiedenis, zoo zijn wij verplicht telkenmale buiten onze grenzen de prototypen op te sporen, waaraan de bij ons gevonden specimen beantwoorden.
Dat een behandeling au fond van dezen opzet gewis meer vellen druks zou vergen dan wij hier bladzijden ter onzer beschikking hebben, is duidelijk. Wij zullen daarom bij deze geschiedkundige beschouwing alleen de hoofdpunten in herinnering brengen.

romeinsch stelsel.

De langen duur der groote gewelven was oorzaak van het onregelmatig versteenen van de specie, dus mindere soliditeit; om hieraan tegemoet te komen wordt snel een geraamte van langs- en dwarsribben gemetseld waartusschen de vakken naderhand met beton worden gevuld, (zie fig. 1 van het artikel vôute in de Dict, van v. le d.)

Voordeelen:
1o. goedkoop formeel,
2o. vlugheid van uitvoering,
3o. gemak omdat ook onbedreven werklieden er aan kunnen werken,
4o. spoedig lossen,
5o. elasticiteit gedurende den bouw,
6o. na vulling der vakken volmaakte samenhang en onbeweeglijkheid.
Aya Sophia koepel gescheurd tijdens den bouw.
S t. Pieter koepel gescheurd na den bouw.
Pantheon koepel tot op heden ongescheurd. [1]
Op vaderlandschen bodem vinden wij Romeinsche gewelven in de oudste crypta der S t. Servaas te maastricht.

romaansch stelsel.

Gedurende de Romaansche periode zien wij in de gewelvenbouw het streven, het probeeren. De Romeinsche invloeden op Gallischen bodem, de in het Oosten geziene voorbeelden, de betrekkelijke onbedrevenheid in projectie en beschrijvende meetkunde, dit alles met een taaie energie en volharding heeft interessante proeven tengevolge gehad. Vooral een ringvormige omgang van een Priesterkoor gaf verrassende uitkomsten. In den beginne zonder graden worden allengs gewelven met toepassing van graden gemaakt, en was men dus in zooverre logischer dan de romeinen dat deze laatsten hun graden in de dikte van het welf verborgen, terwijl middeneeuwers van hun constructie openlijk blijk gaven.
Het vroegste type der Romaansche kruiswelven is de doorsnijding van twee halve cilinders (de Romeinsche traditie dus).
Het tweede type koepelvormig met den sluitsteen hooger op (Byzantijnsche herinnering).
Het derde type met graden enz.

De Romeinsche traditie accentueert zich nog gedurende de gansche middeneeuwen doordat de lintvoegen haaks op de gordelbogen staan; het zou wellicht logischer zijn zoodra men graden toepast, de lintvoegen haaks op deze laatste te zetten want men slaat het welf tusschen den gordel en de muraalbogen op de graden.

Doorgaande tongewelven zoowel spitsboog- als rondboogvormig: in vele kerken in Zuid- en Midden-frankrijk. In ’t [ 129 ]begin van de twaalfde eeuw vinden we in vezelay reeds kruisgewelven op ronde bogen zonder graden, en even later in de narthex van diezelfde kerk kruisgewelven op spitsbogen met en zonder graden [2] Deze graden worden nog geprofi­leerd op den smaak af, zonder methode, evenzoo die van de Abdijkerk van st. denis en anderen, ook omtrent dezen tijd tot stand gekomen. Korten tijd hierna zien wij bij de profileering van de graden der N. D. van parijs reeds naar een vaste methode werken. De richtinglijnen en trekpunten worden beheerscht door een stelsel van driehoeken en dit stelsel wordt voor muraal, diagonaal en gordelboog toegepast met inachtneming van de verschillende zwaarten der bogen in evenredigheid met de uit te oefenen functie (zie fig. I.) Dit brengt schaal in een gebouw. [3]

Op Vaderlandschen bodem vinden we Byzantijnsche gewelven:
Karolingische zaal westelijk S t. Servaas. [4]
Karolingische Kapel bij nijmegen.
Romaansche gewelven zonder graden:
Rolduc crypta en bovenkerk. [5]
O. L. Vrouw maastricht crypta en bovenkerk, zijbeuk met halve koepels.
oldenzaal[6] st. plechelmus.
S t. Servaas tweede crypta.
Met graden op ronde bogen:
Kerk te oostmarsum[7]
oldenzaal Portaal Toren.
Mariakerk utrecht (Lombardisch). [8]
Met graden op spitsbogen:
O. L. Vrouw Munster, roermond [halfcirkelvor­mige diagonaalribben].
zutphen S t. Walburg.
groningen S t. Maarten.

gothische stelsel.

Gedurende de gothische periode zien wij den gewelfbouw tot volle ontwikkeling komen. Met een stelsel van graden, waarop de welfschelpen rusten, is het mogelijk ook de meest onregelmatige grondvlakken te overwelven, door ze in drie­hoeken te verdeelen wier toppen in den sluitsteen elkander ontmoeten. Zoo zijn de welven van den kooromgang en de transkapellen te st. denis niet anders mogelijk dan met het Gothische stelsel [9]. Op de oude traditie wijst de hoogte, waarop de sluitsteenen werden aangebracht. Kathedraal van sens veel hooger dan parijs.
In amiens en st. chapelle ligt de sluitsteen op gelijke hoogte met top van muraal en gordelbogen. In amiens is het middenschip 14.40 M. breed; op de kruising van schip en dwarspand krijgt men dus een gewelf van 14.40 M. vierkant. Om dit met enkelvoudig kruisgewelf dicht te slaan vond men te gewaagd, weshalve men het versterkte met nokgraden vanaf den sluitsteen tot top muraal en gordelboog, en met tusschengraden van de hoekpunten naar het midden der nokgraden. De schelpen werden hier dus veel kleiner, gevolg: het gewelf sterker.
Uit deze vermeerdering van ribben komt het stergewelf voort, dat in engeland o. a. tot zulke eigenaardige combi­naties heeft geleid. De Engelschen echter maken zooveel onderverdeelingen dat de schelpen ten slotte uit één stuk steen worden. [10] Het gevolg hiervan is dat men nu een geheel ander stelsel voor de graden gaat toepassen. Maakten de Fransche bouwmeesters, die de elasticiteit in de schel­pen aannamen, de graden uitzooveel mogelijk kleine stukken, met veel voegen dus, om den graad daardoor des te beter de elasticiteit van de schelpen te kunnen doen volgen, zoo volgde uit het Engelsche stelsel juist het tegenovergestelde; hier moesten de graden (veeltijds met twee stralen getrok­ken), tusschen schelpen die uit groote platen zijn saamgesteld, wel uit zoo groot mogelijke stukken steen worden gemaakt; in de gecompliceerde stergewelven ziet men de tusschengraden van knoop tot knoop dan ook gewoonlijk uit een stuk.
Hoezeer het tegendeel waar moge schijnen, zijn de inge­wikkelde Engelsche stergewelven te beschouwen als een gevolg van de zucht naar vereenvoudiging.

Om dit aan te toonen dienen we terug te gaan tot de vroegst Gothische gewelven (Fransche). Zie bij Fig. II A. Een vierkant kruisgewelf met halfcirkelvormige diagonaalribben en tusschen gordelboog. De verschillende bogen, die elk driehoekig gewelfveld begrenzen worden in een gelijk aantal deelen verdeeld zoodat in horizontale projectie de [ 130 ]richting der lintvoegen kan worden vastgesteld; men gaat hierbij uit van den grootsten boog met inachtneming van de maat der voorhanden steen. Nu zal echter bij B de lijn XY alhoewel in horizontale projectie korter dan de beide begrenzende booglijnen in werkelijkheid langer zijn, door de noodzakelijke porring van de welfschelp. Het gevolg is dat eene laag welfsteenen ongeveer den vorm zal vertoonen van Z. Het blijkt dat hier de uitslag der steenen moeielijk en de constructie ingewikkeld wordt. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen zijn de engelschen begonnen in plaats van in gelijk aantal deelen de bogen in een aantal gelijke deelen te verdeelen. Zie C. Hierdoor wordt de con­structie reeds veel eenvoudiger. Er zijn echter nog bezwaren, namelijk zullen de lagen om der wille van de porring der schelpen in ’t midden ook hier dikker moeten zijn dan op de bogen, en ten tweede is de vischgraatvormige ineenmetseling op de nok der schelpen minder eenvoudig. Het is duidelijk dat deze bezwaren worden overwonnen bij een gewelf van den vorm zooals D voorstelt. 1o. een nokgraad; 2o. zooveel tusschengraden dat de schelpen zonder porring kunnen gemetseld worden waardoor de lagen overal even dik blijven.

Hierbij valt het echter in het oog dat in dit geval de aanzetten der graden moeielijkheden gaan opleveren. Door de verschillende spanningen der tusschengraden komt men hier voor zeer ingewikkelde aanzetstukken; ook hieraan is op zeer ingenieuse wijze tegemoet gekomen; zooals trouwens uit de teekening reeds blijkt, zijn alle graden voor een zeker gedeelte van af dezen aanzet op ’t kapiteel met eenzelfden straal getrokken. Hierdoor wordt het betrekkelijk gemakkelijk de aanzetsteenen voor het werk gereed te maken. In tegenstelling met deze laatste methode zijn de Fransche gewelfribben altijd uit één segment.
Het stergewelf is in frankrijk nooit inheemsch geworden, er zijn daar maar betrekkelijk weinig voorbeelden van te vinden.
Een eeuw later dan het eerste stuk van de N. D. de pa­ris bouwde men te narbonne een kathedraal waarbij zeer curieuse gewelfconstructies werden toegepast. De ribben van de omganggewelven vertoonen in horizontale projectie een gebogen lijn (ook te zien in bourges). De gewelfribben en gordelbogen loopen zonder kapiteel tegen de ronde schacht van de kolommen; doch zijn hier nog weifelingen en gebre­ken aan te wijzen, in de S t. Ouen te rouaan worden deze opgelost en verbeterd, de pijler vertoont in plan daar juist de doorsnede der bogen, dus geen kapiteel hoegenaamd meer.
In 1576 is de beschaving reeds zoover gevorderd dat het Gothische gewelf wordt versmaad door niemand minder zelfs dan door philibert de l’ orme[11]
Vinden wij op Vaderlandschen bodem 14e en 15e eeuwsche gewelven bijna in elke plaats, gewelven uit de vroeg-Gothische periode zijn betrekkelijk zeldzaam. Als zoodanig komen in aanmerking:
Portaal S t. Servaas, maastricht[12]
Predikheerenkerk,
Kerk te meersen bij
Van de laat-Gothische stergewelven is de S t. Eusebius te arnhem zeker het meest volledig type, men vindt daar netgewelven van de meest bizarre compositie.
Verder in het schip en koor te hattum en het Portaal der kerk te edam.
In het groot auditorium te utrecht en op verschil­lende plaatsen in kleiner afmetingen worden ten onzent ster- en netgewelven gevonden, en terwijl in het sousterrein van ’t kasteel te gemert zoodanige welven zonder rib­ben te zien zijn, werden de merkwaardige stergewelven van de S t. Bavo te haarlem in hout uitgevoerd.
Daar is een tijd geweest dat ook in ons land de gewelfbouw niet uitsluitend beperkt was tot Bouwwerken van kerkelijken aard. Zelfs heeft ze in de burgerlijke Bouwkunst eene belangrijke plaats ingenomen en tot zeer interessante combinaties aanleiding gegeven. Wij kunnen dan ook niet nalaten den wensch te uiten dat dit zeer interessante ele­ment van ons constructiestelsel spoedig wederom overal de ruime plaats moge innemen, waarop het krachtens zijne innerlijke waarde in zulke hooge mate aanspraak heeft.

haarlem, april ’97. jan stuijt.


  1. v. le d. Dictionnaire Art. Voûte.
  2. v. le d. Dictionnaire Art. Architecture.
  3. v. le. d. Dictionnaire Art Profil.
  4. Zie het Prachtwerk het Rijks Museum.
  5. Revue de l’Art Chrétien 1892.
  6. eijck van zuylichem’s les Eglises Romanes du Royaume des pays bas.
  7. De Kunst voor Ieder door vosmaer.
  8. Afbeeldingen van Oude Gebouwen, uitgegeven door de Maatsch. tot bev. d. Bouwkunst.
  9. v. le duc. Diction. Art Voûte.
  10. Zie o. a. Kloostergang gloucester.
  11. Zie art voûte Diction. v. le d.
  12. Zie von fisenne l’Art Monumental 1881.