Architectura/Jaargang 5/Nummer 30/Boeken

Uit Wikisource
‘Boeken’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 30 (zaterdag 24 juli 1897), p. 141-142. Publiek domein.
[ 141 ]
BOEKEN.

De studio aflevering van 15 juli ll. bevat een artikel van gleeson white over „eenige teekenaars uit glasgow” (1ste gedeelte). Het handelt over twee der voornaamste Glasgowsche kunstenaars frances macdonald en charles mackintosch. De schrijver verhaalt, dat een Fransch criticus de nieuwere elementen in het teekenen, zichtbaar op de laatste kunst- en nijverheidstentoonstelling, toeschrijft aan de Egyptische galerij in het Britsch Museum. Hij voegt er bij dat als deze Franschman het werk der Glasgowees gezien had hij in zijn gevoelen zou versterkt zijn. De Glasgowsche artiesten zelf zijn met deze wijze van beschouwen van hun werk weinig ingenomen en hoogstwaarschijnlijk zijn zij in hun goed recht want van letterlijk copiëeren of vormen napraten is in hun werk weinig te bespeuren. Wel blijkt er uit een ernstig streven om het materiaal te gebruiken op eene wijze die het best geschikt is om de schoonheid ervan te verhoogen, terwijl de vormen steeds beantwoorden aan de eischen door het materiaal [ 142 ]gesteld. Ook is er veel gezocht naar verhouding en naar lijnen die het karakter van het werkstuk naar voren brengen tenslotte ziet men overal eene zorgvuldige behandeling voor elk onderdeel, geen achteloos behandelde deelen die aan het geheel schaden, en die zoo dikwijls bewijzen, hoe weinig de ontwerper van het gewicht van zijn taak doordrongen is, hoe weinig gevoel van verantwoordelijkheid hij bezit, hoe weinig reden er is hem hoog te achten waar hij zoo blijk geeft geene achting voor zich zelven te bezitten.
Indien er in een land te vinden ware, eene schaar artisten die niet werkten voor hun persoonlijk voordeel of hun eerzucht, en wier volhardend pogen ten vrucht had het ontstaan van werkstukken, bescheiden doch onberispelijk in opvatting en uitvoering, dan zouden we nu reeds bereikt hebben dat de beunhazen op de beurs bleven en dat het algemeene ideaal — ten algemeenen bate — in zijne uitingen vaster omlijnd was — dan zulks tot nu het geval zijn kon.

academie architecture. 1897. i.

Wat we den Engelschen het allerminst kunnen ontzeggen is wel het duidelijke klare verstandelijke overzicht, het koele hoofd en de juistheid der opmerking. Zoo geeft ook dit boek te aanschouwen, de schoongeschrapte beenderen van het „skelet” der hedendaagsche gangbare architectuur, met al de vergroeingen, de beenbreuken en misvormingen die het gevolg zijn van conventie, bekrompenheid en navolging.
Eene goede uitzondering maken de werken van norman shaw en francis dayle, c. davidson en j. j. von ijsendijk.