Architectura/Jaargang 5/Nummer 7/Kulturgeschichte des klassischen Altertums

Uit Wikisource
‘Boekbesprekingen. Kulturgeschichte des klassischen Altertums. Leipzig Verlag von P. Friesenhahn’ door B.
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 7 (zaterdag 13 februari 1897), p. 43-44. Publiek domein.

[ 43 ]

BOEK­BE­SPRE­KIN­GEN.   kul­tur­ge­schich­te des klas­si­schen al­ter­tums. leip­zig ver­lag von p. frie­sen­hahn.
„Iedere eeuw heeft zijne eigenaardige wetenschappelijke belangrijkheden. In petrarca’s tijd jubelde de geleerde wereld bij het vinden van een Ciceronisch handschrift hutten’s tijdgenooten verheugden zich wanneer sterke houwen der Satire op de „dunkelmanner der Scholastiek” vielen. In de vorige eeuw was alles eene goede afname verzekerd dat zich bezig hield met de verklaring van philosofische en philantropische ideeën. Onze eeuw de eeuw der exacte onderzoekingen volgt met merkwaardige levendigheid en veelzijdigheid de nieuwste gegevens der natuuronderzoekingen zoowel als de uitwerkselen van proefnemingen, om de historische waarheid te doorgronden.
Op het gebied der geesteswetenschap is het in den nieuwsten tijd bij voorkeur de kultuurgeschiedenis, welke de belangstelling in groote mate tot zich trekt. De eenzijdige voorliefde voor uitsluitend politieke geschiedenis is verminderd. „De tijd komt steeds nader (zegt carlyle) dat de geschiedenis zich niet meer zal vergenoegen met een antwoord te geven op de vraag, hoe de menschen vroeger bestuurd en rustig gehouden werden; maar dat zij de andere oneindig verder strekkende en hoogere vraag zal trachten te beantwoorden: Hoe en wat waren de menschen in die tijden?”
„Wil de geschiedenis (zegt een modern onderzoeker) in het tegenwoordig ontwikkelingsstadium van den menschelijken geest haar standpunt handhaven, dan kan zij niet anders dan kultuurgeschiedenis zijn.”

Deze aanhef van de voorrede, bepaalt in zeker opzicht de strekking van bovengenoemd boek, dat, achtereenvolgens behandelende de Grieksche, Romeinsche en vroeg-Christelijke tijden, vooral belangrijk is doordat de manier van bewerking het meer dan eenige gangbare kunstgeschiedenis geschikt doet zijn voor de bestudeering der werken van die tijden. Het groote gebrek toch der boeken over de kunst der oude volken ligt in de speciale behandeling van de kunstuitingen op zichzelf, zonder verband met de levensomstandigheden waaruit ze ontstonden, zonder verband met den economischen toestand der volken wier werken het zijn. Daardoor is kunstgeschiedenis geworden tot dorre kennis, aantrekkelijkheid missende door de afrukking van den levensboom. Door de behandeling der economische ontwikkeling ontstaat van zelve de noodzakelijkheid om, vanaf het kenbare begin de wording na te gaan der kunstuitingen, zooals die zich vormen naarmate de bestaande ideeën en opvattingen om uitdrukking vragen; de wording daarvan in verband met taal, philosophie, religie en hare mysteriën, de staatkundige toestanden, de invloeden van kolonisatie en het onderlinge gemeenschapsleven van verschillende volken, zooals dat nu door ons nog ’t meest gekend wordt van de grieken en romeinen en van deze laatsten in verband met het ontstaan van het christendom.
Een tweede voordeel van deze beschouwingswijze is dat daarbij uit den aard der zaak, meer dan gewoonlijk, aandacht wordt gewijd aan de toestanden in de overgangstijdperken en in de zoogen. archaische perioden. Daardoor ontstaat een meer juiste blik op de ontwikkeling der kunstvormen, op de oorzaken van de overeenstemming bij [ 44 ]verschillende volken die schijnbaar zonder gemeenschap met elkaar zich hadden ontwikkeld en op de kennis van de herkomst, waardoor de mogelijkheid ontstaat, voor het kennen van de waarde der zoogen. stijlvormen zooals ze in de bloeitijdperken geworden zijn. In de wordingswijze toch zijn de meeste gegevens daarvoor aanwezig.
Al is nu deze beknopte cultuurgeschiedenis niet geheel volgens dezen opzet in verband met de kunst geschreven, zoo is toch in de wijze waarop als toelichting bij den tekst overal vrij goede reproducties van klassieke kunstwerken zijn gegeven eene zeer geprononceerde richting ten goede waar te nemen.

b.