Naar inhoud springen

Arnhemsche Courant/Jaargang 134/Nummer 18653/Van impressionisten tot de abstracte kunst

Uit Wikisource
Van impressionisten tot de abstracte kunst
Auteur(s) Anoniem
Datum Vrijdag 17 september 1948
Titel Van impressionisten tot de abstracte kunst. Alles vertegenwoordigd te Venetië. Tentoonstelling bereikt grote hoogte.
Krant Arnhemsche Courant
Jg, nr 134, 18653
Editie, pg [Dag], [3]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Van impressionisten tot de abstracte kunst

Alles vertegenwoordigd te Venetië

Tentoonstelling bereikt grote hoogte

(Van onze Romeinse correspondent)

      De grote tweejaarlijse kunsttentoonstelling van Venetië, de Olympische wedkamp der beeldende kunst, heeft dit jaar voor het eerst na de oorlog weer het hoge vooroorlogse peil bereikt. Zij is zelfs beter dan de exposities der laatste vooroorlogse jaren, frisser, veelzijdiger, doordat in het Italiaans paviljoen, dat nu eenmaal met zijn ruim 3000 schilderijen minstens even groot, zo niet groter is, dan alle andere samen, ditmaal alle richtingen, ook de meest onacademische vertegenwoordigd zijn.

      Er is voor iedere smaak dit jaar wel iets te vinden en niemand gaat geheel teleurgesteld heen. Engeland zond niet minder dan vijftig Turners naar Venetië, die de gehele ontwikkelingsgang van de grote meester van 1798 (het zelfportret) tot 1846 (de walvisvaarder Eurebus) voor ogen stellen. Het is een ietwat aanvechtbare opvatting van het begrip „hedendaagse kunst”, maar de enthousiaste bezoekers bewijzen wel, dat men het op prijs stelt de grote Britse meester, die in Italiaanse musea vrijwel niet vertegenwoordigd is, op deze manier te leren kennen. Maar misverstand is niet uitgesloten: een Italiaanse mijnheer hoorde ik eerst betogen, dat hij, zolang er nog zo geschilderd werd, niet twijfelde aan de West-Europese cultuur; daarna vroeg hij een suppoost of mijnheer Turner ook aanwezig was, daar hij hem graag zijn compliment wilde maken.
      Een apart paviljoen is gewijd aan de Franse impressionisten: Claude Monet, Camille Pissarro, Edouard Manet, Paul Cézanne, Auguste Renoir, Edgar Degas, Toulouse-Lautrec, Paul Gauguin en onze van Gogh. Dat is een paviljoen met honderd schilderijen, uit alle landen van Europa, voornamelijk echter Frankrijk, Zwitserland en Nederland afkomstig. Het eigenaardige is, dat deze kunst, die een 50 jaar geleden verguisd werd en de lachlust opwekte, thans niet alleen wordt aanvaard, doch met eerbied beschouwd door precies dezelfde brave mensen, die de gehele hedendaagse kunst „en bloc” verwerpen. Eigenlijk is dit niet zo heel verwonderlijk. Onder de vele tienduizenden bezoekers der „Biennale” is het aantal dergenen, die werkelijk beseffen, waar het bij schilder- en beeldhouwkunst op aan komt en hoe men een kunstwerk bekijkt, gering. Bij de impressionisten en zelfs bij een Gauguin, al doet hij afstand van de derde dimensie, of bij van Gogh, zijn de vormen als zodanig altijd nog herkenbaar. Het is altijd nog mogelijk te vertellen, wat men ziet, wat het werk „voorstelt”......
      Maar de consequenties van Cézanne of Gauguin, het zich losmaken van de natuur, steeds meer en steeds consequenter in het cubisme, de pogingen tenslotte om alle door de natuur geschonken vormen en lijnen te vermijden en werkelijk „scheppend” een nieuwe kunstmatige wereld te verwekken — hetgeen veelal neerkomt op geometrische figuren — dat zijn dingen, waarvoor het hedendaagse publiek nog terugdeinst. Al staat men onwennig tegenover de sur-realisten, toch wordt hun minutieuse tekenwijze gewaardeerd: maar volkomen afwijzend reageert het grote publiek op de abstracte schilderkunst. Al zou nu de gehele richting, die Piet Mondriaan en Theo van Doesburg hebben ingeluid en die thans misschien de meest levende richting is naast het sur-realisme, over weinige jaren geheel vergeten zijn, dan zal zij toch deze ene grote verdienste gehad hebben: zij heeft duidelijk gemaakt, hoezeer er behoefte bestaat aan opvoeding tot kunstbegrip. De grote massa, die de abstracte kunst weigert te beschouwen als ernstige, op dit ogenblik noodzakelijke uitdrukkingswijze van bepaalde kunstenaars (en onnodig te zeggen, dat ook hier, als in alle kunstrichtingen veel pseudo-kunstenaars niet uit innerlijke drang doch uit innerlijke armoede de baanbrekers na-apen) die grote massa levert daarmee het bewijs, dat niet in staat is een kunstwerk te zien, zoals het moet worden gezien, onverschillig of het een portret is van Hals een „compositie” van Paul Klee.

      Er is veel abstracte kunst te Venetië dit jaar en ook veel sur-realisme. In het Franse paviljoen hadden wij niet anders verwacht, maar het treft ons in het grote centrale gebouw, waar de Italianen tentoonstellen. Voor zover Italië betreft, moet de geschiedenis der hedendaagse kunst geheel opnieuw geschreven worden. Immers een schilder als Renato Guttuso, die de door de natuur gegeven vormen vereenvoudigt en de kleuren versterkt tot zijn van leven pulserende schilderijen, doen denken aan cloisonné of aan glas in lood, moet voorgangers hebben op wie hij steunt. En Guttuso, nauwelijks 30 jaar oud, kwam nooit verder dan zijn geboorteland Sicilië en Rome. Waar leeft hij, waar hebben vele andere jonge Italianen, die niet in Parijs zijn geweest, deze moderne visie vandaan, die plotseling — voor het eerst sedert meer dan zestig jaar — Italië inschakelt in de algemene West-Europese kunst van heden?
      Italië heeft nauwelijks impressionisten gehad, nauwelijks cubisten, om van expressionisme maar te zwijgen. Alleen de futuristen hebben er op een geheel-eigen, ten noorder der Alpen niet-gevolgde wijze gepolimiseerd tegen de academische, romantisch-getinte sleur. En de futuristen volgden een doodlopend spoor. Niets nieuws is uit die beweging gegroeid. In de fascistische tijd beleefde de academie, het geïdealiseerd weergeven der werkelijkheid, sedert de Renaissance een blok aan het been der Italiaanse kunst, een gouden periode. En nu ineens, in datzelfde Italië ontstaan, dit geheel nieuwe! Gelukkig geeft de tentoonstelling zelf de oplossing, door een historisch overzicht van de verguisde onderstromingen, welke in Italië hebben bestaan, en we zien, hoe dit door de meester zelf thans verloochend jeugdwerk van De Chirico en uit de „metaphysische richting”, waarvan men meende, dat zij was doodgelopen, althans in Italië, surrealisme en abstractisme zijn gegroeid. Tal van schilders, die in de fascistische tijd niet meetelden, blijken uit het contact, dat de eerste wereldoorlog had gebracht, iets te hebben gered. Een meer Europees georiënteerd cultuurleven bloeide jarenlang in het verborgene en draagt thans vrucht. Het is de belangrijkste verrassing van deze zo bijzonder belangwekkende Venetiaanse tweejaarlijkse.