Bataviaasch Nieuwsblad/Jaargang 39/Nummer 65/Een dolle avond in den Haagschen Kunstkring

Uit Wikisource
Een dolle avond in den Haagschen Kunstkring
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 17 februari 1923
Titel Kunst & wetenschap. Kunst in Holland. (Van onzen Correspondent). Den Haag, 13 Jan. ’23. Een dolle avond in den Haagschen Kunstkring.
Krant Bataviaasch Nieuwsblad
Jg, nr 39, 65
Editie, pg [Dag], vierde blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein
      Een dolle avond in den Haagschen Kunstkring.

      De Haagsche Kunstkring, die tegenwoordig beschikt over mooie, ruime lokalen in ’t eeuwenoude gebouw der Ridderzaal op ’t Binnenhof, legt een ongelooflijke activiteit aan den dag: allerlei tentoonstellingen, concerten, lezingen enz. enz. volgen elkaar in bonte rij en groote snelheid op en de variatie is groot. Alles is welkom, als ’t maar „modern” is!
      Zoo werd er dezer dagen een Da-da-avond gegeven. Laat ik u dezen allerdolsten onzin-avond mogen vertellen en beschouwt u het dan s.v.p. als een Da-da-dwaasheid van mijn kant, dat ik dezen nonsens in mijn „kunst”-causerie opneem. Want...„kunst”??
      ’t Begon al dadelijk met ’t program dat voor niet minder dan een gulden te koop geboden werd: een groote lap papier, bedrukt met allerlei bonte figuren zonder kop of staart en met allerlei onzinnige woorden. Onze zeer moderne landgenoot Theo van Doesburg, zeer dandylike gekleed, met ’n monocle in ’t oog, liet ’t licht uitdraaien en hield een openingsspeech om ons te vertellen wat Da-da is. Hij kraamde allerlei onzin uit om tot de conclusie te komen.... dat men niet kan zeggen wat Da-da is, maar ’t antwoord op de vraag alleen in spontane handelingen te geven is. Waarop de heer Kurt Schwitters uit Hannover, een reuze-Da-daïst, achterin de zaal ging kirren als een duif, blaffen als een hond, kwaken als een kikker, enz. enz. om tot groot vermaak van het publiek te eindigen met de vormlooze geluiden van een razenden idioot.
      De heer van Doesbrug deelde daarna voor alle zekerheid mee, dat Dada geen kunstwerk is; het is „negatie,“ negatie van al het hoogere in ’t leven (vandaar vermoedelijk de dierlijke en idioten-geluiden). De menschen kennen alleen de behoefte om elkander op te vreten; Da-da heeft geen vaderland en zou ook Bebe, Sisi of Lolo kunnen heeten; intelligente menschen als Einstein, Charley Chaplin en Bergson rekenen zich graag tot de Dadaïsten; Da-da is nee-ja, een vogel op vier pooten, een ladder zonder sporten, een kwadraat zonder hoeken; de natuur is een onwelriekend kadaver, een „kreng“.... Ziedaar eenige van de vele interessante beweringen, door meneer Schwitters bevestigd met hernieuwd blaffen, blazen, kirren en krijschen!
      Laatstgenoemde meneer heeft daarna zijn chef-d’oeuvre voorgedragen (met schaduwbeelden, n.l. zwarte poppetjes!) Het heet „Ursachen und Beginn der groszen glorreichen Revolution in Revon.“ Geheide onzin! Er staat een man. Een kind zegt alsmaar: „Mama, da steht ein Mann,“ ’n oploopje vol lawaai om „den man.“ Dr. Leopold Feuerhabe en zijn vrouw Amelia komen er ook bij en vragen: „Warum stehen Sie da eigentlich,“ waarop „de man“ het antwoord schuldig blijft. Intusschen zegt meneer Schwitters klakkeloos een „gedicht“ op, beginnend met de diepzinnige woorden „Lauer Milch kann deine Seele Dreieck“.... en meer dergelijke onzin; hij zingt een straatdeuntje, fluit ’n mopje, laat Amelia flauw vallen, Agnes Besenstiel (weer ’n ander poppetje) „den man“ van verraad beschuldigen; een brandweerladderwagen door de lucht vliegen en eindelijk een politie-agent „den man“ wegjagen. Donderend applaus.
      Dan speelt mevrouw Doesburg, die ook al aangestoken blijkt, op den vleugel een krokodillen-sinfonie, die gevolgd wordt door een pauze en een luid geloei en gemauw onder het publiek ter inleiding van hetgeen volgt. Als ’t eindelijk weer wat rustig is, speelt mevrouw den treurmarsch van een vogel en den militairen marsch van een mier, begeleid door allerlei onmenschelijke geluiden uit de zaal en gevolgd door applaus en gejuich om hooren en zien te doen vergaan. Men amuseert zich kostelijk!

      Meneer Schwitters speelt op een kinderorgeltje „Ich hatt ’ein’ Kameraden,“ zegt een alleronzinnigst gedicht op, debiteert dichterlijkheden als „Blau ist die Farbe deines gelben Haares“ en „Anna, du bist von hinten wie von vorne A-N-N-A (een aardig grapje voor heel kleine kinderen! De Dadaïst zei het ook nog eens in ’t Engelsch op!). ’t Publiek werkt steeds mee door de gekste geluiden uit te stooten. De heer Schwitters vindt dat heel gewoon en dreunt door alle lawaai heen lange cijferreeksen op, die de zaal doen brullen van ’t lachen. De heer Schwitters schreeuwt boven alles uit allerlei zinlooze woorden, telkens hetzelfde herhalende: Rolle, rolle, rolle, Segen, Segen, Segen, enz. met begeleiding van een kinderorgeltje en vuistengetrommel. Hij brult oe-oe-oe, als een schoorsteenveger of een nachtuil, rammelt het alfabet af, razend snel, van voor naar achter, van achter naar voor en zoo eenige keeren op en neer. De heele zaal buldert, brult, giert en blèrt.... Dan begint meneer Schwitters weer met getallen: 25, 26, 27 (in ’t Duitsch natuurlijk). In de zaal roept er één „mijn,“ een ander „hier,“ en onder luid gelach wordt er geboden als op een veiling.
      Toen ’t arme publiek eindelijk niet meer lachen en brullen kon, ademloos was van het dolle gedoe, las meneer Schwitters nog gauw een hoonend stukje proza of poëzie uit een Dadaïstisch tijdschrift voor, waarna een bestuurslid van den Kunstkring een eind aan de pret kwam maken door tot aller vermaak de dame en de heeren, die ons zoo goed geamuseerd hadden, in hun eigen stijl te bedanken in een geïmproviseerd gedicht, dat ongeveer luidde: „Dom, dom, dom, dommer, dommer, domst,“ welke poëzie door de Dadaïstische dame op den vleugel werd bezegeld met een dollen da-da-ragtime....“
      Krankzinnig, idioot, misselijk, hansworsterij, laffe aanstellerij, kwajongenswerk.... of een dergelijk woord zou beter op zijn plaats geweest zijn dan „dom.“ Of is ’t publiek dom, dat al dien onzin aanhoort en er een kostelijken avond aan verknoeit? Enfin: men heeft zich geamuseerd als nooit te voren, waaruit blijkt dat men ook een beschaafd en ontwikkeld publiek zonder een sprankje, geest kan vermaken. Maar.... voor Den Haagschen Kunstkring is zoo’n gekkenvertooning toch wel ’n beetje een blamage! Intusschen heeft het Dada-trio in Haarlem óók al een krankzinnigen avond gegeven, met ’t zelfde „program“ en evenveel lach- en loeisucces! Maar..... velen hebben zich -- gelukkig -- ook stierlijk aan dit gedoe geërgerd. We leven in een voozen tijd!