Couperus/De Moderne Hoofdzonden/II

Uit Wikisource
>Deel III>

II[bewerken]

Nooit had ik zo schitterende verleiding gezien. Vóór mij, op een hoge troon van kussens, onder een neêr gordijnend balkakijn, lag Imperia en glimlachte als een vorstelijke courizane. Zij was zo schoon als geen vrouw zich denken laat; zij scheen meer een godin dan een courtizane en een vrouw; als donkere druiventrossen vielen hare zwarte lokken langs haar rooomblank gelaat tot over hare schoot en zij was gekleed enkel in hare juwelen, die flonkerden met oneigenlijke glans. Haar ene voet rustte op een gevleugelde draak, die lag opo de hoogste treê van haar troonbed. En op de andere treden knielden en baden haar aan verschillende antieke vorstinnen en hetairen: ik herkende Cleopatra en Dido, Saffo en Semiramis, Aspazia en Fryne en zij hielden voor Imperia op, in schalen en korven, bloemen en ooft en brandende geurwerken.

`Imperia ziet er veel mooier uit dan Gog en Magog deden,' zeide ik tot het kleine duiveltje, dat mij in dit Satanspaleis had binnen geleid. `Maar wie is Imperia nu ...?'

`De zuster van Gog en Magog,' zeide Bel; `de Vijf Hoofdzonden zijn allemaal broêrs en zusters van elkaâr. En verder is ze ...'

`DE ZINNEZUCHT!'

riep Imperia zelve mij lokkende toe van haar troon; zij lag te stralen in de weêrglans van haar goudbrokaat van haar balkakijn en in het gestarrel harer juwelen.

`Schitterend schoon bij je, o Zinnezucht, o Imperia!' prees ik de prachtige vrouw; `maar ben je nu eigenlijk iets anders dan de vroegere Wellust was?'

Imperia lachte schamper en minachtend.

Wie rept hièr nog,' riep zij, `van de vroegere Zeven, die wij verjoegen! Van die bleke Zonden, armbloedige larven, die wij, de moderne Vijf, hebben verjaagd en voor altijd! Zie mij aan, o aarzelende sterveling: ik ben de Wellust maar voor àlle zinnen! De Wellust voor je ziel en je zinnen, die ik demoniesch wens zo wel zinnen als ziel. Want ik ben je Zinnezucht voor Gevoel en Gezicht, voor Gehoor en voor Reuk en Smaak en tevens ben ik de Zinnezucht voor de andere en meerdere en modernere Zinnen en zal ik zijn ook de Zinnezucht voor je ziel. Aanbid mij, zo als je reeds heimelijk in je hart, zonder te knielen, mijn twee broeders aanbadt als je eigenste Eigen Zucht!'

En er danste plotseling een heel ballet om mij rond; het waren danseressen, die mij boden gouden appelen en die met zoet klinkende harpen mij omringden en met allerlei verlokkingen, mooier dan het ooit gebeurde in de Franse Opera, in de `Nuit de Valpurgis', vijfde akte, Faust.

Ik was werkelijk een beetje geïmpressioneerd en wilde een der appelen grijpen voor ik neêr zoû zijgen in de treden van Imperia's troon, waar de antieke dames reeds plaats voor mij maakten; de draak deed vermoedelijk geen kwaad en was meer een decoratieve draak.

`Ja maar,' zie Bel; `zo gemakkelijk gaat dat hier niet, gouden appels te eten en Imperia te aanbidden! Dat kost je gèld, meneertje, in de moderne tijd onzer moderne Hoofdzonden!'

`En hoe kom ik aan geld?' vroeg ik, terwijl de danseuse met haar korf vol gouden appels om mij heen pirouetteerden en Imperia, op de troon, maar glimlachte en de armen uitstrekte, waaraan snoeren van parelen hingen, `als eieren zo groot'.

`Dat zal ik je zeggen!' fluisterde Bel mij in. `Je gaat eenvoudig door dat zijdeurtje, eerst naar de Bank van Satan, die is heel gerieflijk, in dit zelfde paleis, geïnstalleerd en daar vindt je wat je nodig hebt ... Kom maar meê ...'

Maar een invallende gedachte deed mij mijn duivelse page nog tegen houden op de drempels van Imperia's sensuele pavillioen.

`Eén ogenblik!' zeide ik. `Waarom zijn er van de Zeven Hoofdzonden maar Vijf geworden? Waarom is de Zonde zo ingekrimpt? Uit de Nijd werden die lieve jongens, die Eigenzuchtjes geboren. De antieke Wellust bidt nu Imperia aan en is misschien wel ... de moeder van die Keizerin der moderne tijden?'

`Dat heb je mooi geraden en als je niet zo ouderwets je "documenteren" wilde vóór dat je ziet en geniet en zwelgt en aanbidt,' zei Bel en trok mij meê; `zoû je nu reeds weten wat er van die ellendige en vuile Gierigheid is geworden door metamorfoze en metempsychoze ...'

`Wat dan?' riep ik uit. `Wie dan?'

`Ziehier!' riep Bel en wierp wijd een dubbele bronzen deur open, waarop in stralende letters van goud fulmineerde:

!!!Internationale Bank van Satan!!!

Hij duwde mij binnen, de brutale jongen.

En ik zag een jonge, blonde, charmante bankier, die ...


die ik aan u voorstel in het Derde Tafereel dezer op te voeren en uit te vieren Fantazie van Moderne Zonden.


Haagsche Post 7-4-1917