Dagblad van Noord-Brabant/Jaargang 74/Nummer 15087/De tentoonstelling van kunstwerken in Concordia

Uit Wikisource
De tentoonstelling van kunstwerken in Concordia
Auteur(s) Anoniem
Datum Zaterdag 10 november 1934
Titel Stad Breda. De tentoonstelling van kunstwerken in Concordia. Wat de Bredasche kunstenaars te zien geven.
Krant Dagblad van Noord-Brabant
Jg, nr 74, 15087
Editie, pg [Dag], tweede blad, 6
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

DE TENTOONSTELLING VAN KUNSTWERKEN IN CONCORDIA.

Wat de Bredasche kunstenaars te zien geven.

      Ongeveer 60 werken van de hand van een vijftiental kunstenaars sieren de wanden en ’t kleine podium der zaal. Wij zouden, als plaatsruimte het ons veroorloofde ’t allerliefst ’n beschouwing van elk kunstwerk afzonderlijk willen leveren. We zien ons echter gedwongen deze, met zorg samengestelde selectie in breede trekken de revue te laten passeeren. Aan de hand van den catalogus vermelden wij op de eerste plaats beeldhouwer P. Douwes met vier werken. De groote in hout gesneden Madonna, Mater Amabilis in ’t midden van den achterwand; de hallversiering van ’t O. L. Vrouwe Lyceum, waarin we herkennen zijn vroegere moeder-meisje Madonna met kindje. In ’t hier geëxposeerde valt duidelijk waar te nemen, dat de kunstenaar aan de opdrachtgevers inzake anatomie en omkleeding eenige concessie heeft moeten doen.

      Religieuze kunst stelt nu eenmaal z’n zeer bizondere eischen. Schoon in devotie-expressie toch is ’t gebleven Adam en Eva, de origineele concepties in cederhout naast ’t steen-model gecopieerd — wij schreven ’t al eens — vinden we prachtig en z’n „Geitje” ’n juweeltje. Vlak naast hem Dio Rovers Jr., met drie werken, waarvan wij zijn stout zelfbewust en breed familieportret, met z’n kleuring gloeiing en forschen penseelstreek toejuichen als een van z’n beste werken, dat z’n meester voorstelt als ’n steeds en snel groeiend talent. Dit doen ook z’n paarden en stilleven, al is ’t niet in zulk ’n mate als ’t eerste. J. Hohmann treffen we rechts naast Douwes met zeven oliedoeken en een houtsneê. Hij is de stemmings-schilder, die in elk doek U verrast door zijn worsteling met de levende atmosfeer der landschappen.
      Prachtig van stemming zijn Toren van Oosterhout en Zuidkuil. En hoe bloed-slag-levend dat „Kinderkopje”. In de zeven doeken en teekeningen van Gerrit de Moree onderkennen we zijn recenten reis naar Parijs. Telkens weer treft mij in dezen ras-echten en ras-eerlijk-werkenden schilder zijn levensfilosofie, zijn diepe gedachten die aan zijn concepties ten grondslag liggen en die (o, heilzaam teeken voor den kunstenaar) zijn techniek vooruit loopen. Wij zeiden ’t vroeger reeds. Hij heeft ons steeds iets te zeggen. Zijn Adam en Eva (die van alle tijden zijn) als gipskoppen dood en levend tegelijk verstoffelijken ’n eeuwigheidsgedachte. Zet dit doek naast Douwes Adam en Eva en ge hebt ’n uur filosofie voor U.
      Zijn Primavera (ge gooit ’t waarachtig niet met uw artistiek geweten op ’n accoordje, de Morée?) geeft ’t jonge ontwakende leven, ’t verlangen èn .... de nijpende zorgen, nu al drukkende op onze aanstaande jonge moeders. Zijn „Café le Dame” (Parijs) herinnert — hoewel in zeer eigen opvatting — aan Sluijters’ „Nachtkroegen”. ’t Kan niet anders of deze schilder-filosoof moest Parijs als ’n hartstochts- en noodlots-stad aanvoelen. En daar hebben we Jan Stübe, de voor mij zoo moeilijk te encadreeren schilder nl.: in de kritiek-lijst. Hij is een, die op ’n raadselachtige, toch bekoorlijke wijze zich zelf schijnt tegen te spreken en den toeschouwer geniaal voor den gek schijnt te houden. Maar bezie hem met liefde en geduld en hij dwingt bewondering af, en wordt schoon in z’n detail-verwaarloozing.
      Daar is P. Windhausen met acht prachtdoeken, waaronder vijf aquarellen, op zijn reizen door Duitschland vervaardigd, aquarellen, die afwijken van den gewonen schoolschen trant. ’t Zijn reisschetsen in eigen techniek en eigen uitwerking, opgebouwd tot volslagen schilderij, werk van bizondere kwaliteit, dat de aquarelvervolmaking wil benaderen. ’n Merkbare vooruitgang valt in dit genre werk te onderkennen. In z’n olieverf (landschap en fruit) is hij zich zelf gebleven, nu ook weer herinnerend aan de primitieven.
      Met oprechte vreugde constateeren wij in Bart van Vegchel (voor wat z’n stilleven, bloemen en vooral „Lampionnetjes” betreft) ’n aanmerkelijke talent-verdieping. In ’t laatstgenoemde vooral — welke vreemde opstuwing heeft in dit doek toch gewerkt? — komt dit op ons toe. Prachtig in één woord.
      W. Waanders brengt ons vier olieverf-doeken uit Beieren en Wurtemburg. Hij heeft het zich deksels moeilijk gemaakt. Nummer 47 is hem zóó uit t penseel gegleden. ’t Kolkende water op den voorgrond is levend water met breeden streek, misschien in twee of drie losse zwieren geschapen. In alle vier is hij geslaagd.
      De Hongaar en Ginnekenaar Peskowski schonk ons drie specimen van zijn zeer bizoder talent, waarvan we Zonnebloemen den eerepalm schenken. Dat is tastbare zon, hitte gevend, leven wekkend. En z’n Schuur (Ulvenhout?) ’n sterk suggereerend doek. Men voelt den last der wegende jaren op ’t hurkende boerengedoe en in den oersterken stam. Ook z’n batik-vaandel voor de kerk van Haaren is van zeldzame schoonheid.
      Mej. Thomas bracht één schilderstuk uit, gepenseeld op Celotex, voorstellend „Oude Rommel”. ’t Is weinig, maar van uitmuntende hoedanigheden.
      J. Jongenelen schonk ’n handgeweven wandblad van stemmig ingehouden toon en P. v. Gils gaf aquarellen en krijtteekeningen, die sterk Engelsch aandoen, met aangenaam sprekend coloriet.
      De heer van Koolwijk kwam met één wintergezicht, subliem van teekening en wijdsch in elk opzicht.
      Afdeeling Bouwkunst. Een inzender, de heer Frans Mol, architect. Hij zond een aantal foto’s, die bewijzen ’n goed inzicht in datgene wat gevraagd wordt voor goede, practische architectuur als: restauraties van oude bouwwerken, waarin ’t karakter moest worden gehandhaafd blijven en aangepast worden aan de eischen van dezen tijd. Winkelpuien welker vorm zich aanpast aan de exposities van kleine voorwerpen en grootere, als b.v. meubelen. Verder foto’s van huizen in z.g. rationeelen stijl, waarvan naar onze meening de tentoongestelde interieurs ’n rechtvaardiging zijn van de vreemd-aandoende buitenvormen.
      Glas in lood — Buiten catalogus exposeert de heer Langenhuizen een drietal glas-in-loodstudies, waarvan ’t gothische kerkraam ons het best beviel.
      Is er dan geen minder-artistiek, zelfs geen minderwaardig werk ingezonden? ’t Is er! Maar, dàt te noemen naast zooveel goeds en heerlijks lijkt ons kunst-muggen-ziften.
      Het is ’n schoone daad, deze expositie. Dat heel Breda die bezoeke!