Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 205/Nummer 61/De derde serie schilderijen, (...) leverde een zeer schoone veiling op
‘De derde serie schilderijen, […] leverde een zeer schoone veiling op, […]’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, dinsdag 12 maart 1872, [p. 1]. Publiek domein. |
[ 1 ]De derde serie schilderijen, bevattende de veertig eerste schilderijen van Vlaamsche en Hollandsche meesters, leverde een zeer schoone veiling op, te oordeelen naar de volgende prijzen, die besteed werden:
„De toren van Babel” van Abtsboven, 940 fr.; „Een grijsaard” van Baburen, 480 fr.; „Kerk-interieur” van Van Bassen, 1020 fr.; „Zeestuk” van Dubbels, 980 fr.; het „Portret van prof. Emilius” van Cornelis Janssens, 2000 fr.; de prachtige „Geograaph” van Van der Meer van Delft, 17,200 fr.; een „Kerk-interieur” van Neefs den oude, 920 fr.; „een Princes van Oranje” van Constantijn Netecher, 1000 fr. en „de Partij” van Adriaan v. Ostade, 8000 fr.
„De redding” van Alexandre Beerstraaten werd voor 1030 fr. verkocht; „Dieren aan den oever van een kanaal,” de Berchem der galerij van den baron van Mecklenburg, 42,000 fr.; „de ontmoeting,” een juweeltje van Berchem, 7000 fr.; „de togt over den berg,” een ondeugend schilderij van denzelfden meester, 6000 fr.; „Bloemen” door van Berck, 370 fr.; een uitmunde „Kermis” van Van Hellemont, 5600 fr.; een allermerkwaardigste Van Stry, die men voor een Cuyp gehouden had, 9200 fr.; „het vertrek voor de jagt,” get. Cuyp, 4900 fr.; een heerlijk „Vrouweportret” van Benjamin Cuyp en niet van Albert, zooals de catalogus meldde, 3150 fr. en het „Portret van W. van Mieris, door hem zelven, 760 fr.; „Henriette van Engeland,” portret dat door de illusiën zijner eigenaars vermetel genoeg werd toegeschreven aan van Dijck en dat nu gebleken is niets anders te zijn als een zwakke Peter Lely, 9100 fr. — ontzaggelijke prijs, aan een Duitsch liefhebber; een klein „Mansportret” van Govert Flinck 1.100 fr.
Een vrouwenportret, een gewrocht van het meesterlijk penseel van Frans Hals, werd betwist door den heer Adolphe Carstanjen, de schatrijke Keulsche verzamelaar en het museum van New-York. De Vereenigde Staten zetten Duitschland met 21,000 frs. schaakmat.
Een der schoonste werken van Van der Heijden werd slechts voor de helft zijner waarde verkocht, nl. 10,900 fr. Onder de drie Hobbema’s, waarop de verwachting zeer gespannen was, waren slechts twee originelen: de „Watermolen” is gebleken slechts de copie te zijn van het verwonderlijk schoone doek, dat deel uit maakt van de galerij-Dutuit te Rouaan; dat was echter geen beletsel voor twee Duitsche bankiers om elkaêr het bezit van die Molen heftig te betwisten. Zij werd eindelijk de eigendom van een hunner voor het bagatel van 30,000 fr.! Voor een als valsch erkend schilderij is dat een aardig penningske.
„De ingang van het Bosch” is zeer beroemd; het is de bekende Hobbema van de galerij-Hope, die nu voor 81,000 fr. in de collectie van den heer Paul Demidoff overgaat. Voor alle ernstige kenners waren de twee schilderijen van deze veiling, die een verpletterend overwigt op de overige uitoefenden, de „Frans Hals” en „het Hollandsche buitenverblijf” van Hobbema; het verwonderlijk schoone meesterwerk van de National Gallery uitgezonderd, bestaat van Hobbema welligt geen werk, dat hooger waarde bezit, en toch — o afdwalingen van den smaak van heeren verzamelaars — werd het Landhuis voor niet meer dan 50,000 fr. verkocht aan den heer Roy.
Een goede Pieter v. Hoogh 20,200 fr.; „de Astroloog” door van der Meer van Delft, 4000 fr.; de „Admiraal Tromp” van Willem Mieris, 8,500 fr.; een „Nachteffect” van van der Neer, 5,400 fr.; een „aanzienlijke Dame” van Eglon van der Neer, 8,209 fr.; „de Kroeg” van Ostade, 8,000 fr., en een bewonderenswaardig klein paneeltje van Adrian van Ostade, niet grooter dan een hand, voor 23,000 fr. aan den heer P. Demidoff.
Men maakte 436,884 fr.; de expert had 318,200 francs gevraagd.
Er volgen nu nog 36 schilderijen uit dezelfde scholen.