[537]
[...]
Op de vóór-tentoonstelling van de werken onzer Nederlandsche schilders, die gedurende enkele dagen in Arti is geopend, zijn zeer vele en zeer goede schilderijen uit den Haag ingezonden. Naast de bekende „hoofdkerk te Trier”, een der fraaiste scheppingen uit Bosboom’s laatsten tijd (voor Antwerpen afgestaan door den heer J. H. Tutein Nolthenius), hangt een kapitaal werk van C. Bisschop, een Hinlopensch familietafereel zooals de uitnemende colorist er meer schilderde, een schilderij dat, behalve door de gloedrijke kleuren der stoffages, ditmaal ook uitmunt in andere qualiteiten; naast Bisschop zien wij het fraaie portret door David Bles, dat furore maakte op de „Internationale” van Amsterdam in 1883; in dezelfde categorie van werken de indrukmakende beeltenis van raadsheer mr. de J. v. B. en D. door De Josselin de Jong, vermeerderd met de goed gelijkende, fraai gemodelleerde afbeelding van de Haagsche mevr. S.; het fraai geschilderde, bekoorlijke portret van mej. Bertha Valkenburg door Haverman; een fantaisie „Puck”, door mej. Schwartze; een portret van een bejaarde dame, met uitdrukking in de goede, verstandige trekken en een natuurlijke behandeling en afwerking van het vleesch van hoofd en handen, door mej. B. Hubrecht; eindelijk een zeer fraai, levensgroot portret van een „jonge dame” met allerliefste trekken en fraai golvend blond haar, door den heer H. Windhausen. Wij hadden tot dusver nog niet het genoegen eenig werk van dezen Roermondschen meester te zien. Des te meer trof ons dit schoone portret, dat in uitdrukking, fraai penseel en correcte teekening met het beste werk van dien aard kan wedijveren. Is dit van den heer Windhausen een coup d’essai, dan is het tevens een coup de maître.
In ’t figuur-genre ziet men een meer dan levensgrooten schalks kijkenden smidsjongen, van de bekwame hand van mej. Wally Moes; de bekende „aardappelrooisters” van E. S. Witkamp; een prachtig intérieur met figuren van H. Valkenburg; een zomerech tafereel, een blonde Katwijksche meid in ’t blonde duin, vol zonneschijn en frissche zeelucht, van Artz; Blommers’ fraai schilderij met zonnige tinten in ’t vertrek, getiteld „Werk nazien”, eigendom van den bankier Post; een nieuw frisch werk van groote afmetingen „onder Grootvaders hoede” door Elch. Verveer, dat wederom den stempel draagt van originaliteit in de typige figuren en de artistieke groepeering; een groot figuurschilderij „huiselijk leed” door H. J. Melis; twee kapitale werken van Ph. Sadée, vrouwen aan ’t strand, waarin het sentiment naast de onberispelijke teekening de hoofdrol speelt en een machtig resultaat is bereikt in het weergeven van de fijne luchttonen, vooral opvallend schoon in „na den storm”; goede schilderijen van Alb. Neuhuijs, Paling, Kever, Termeulen, Gerke Henkes, T. Offermans, reeds vroeger geziene fraaie werken van Klinkenberg („de oude gracht te Utrecht” met een nieuwe figuur-compositie en brillant stadsgezicht op den achtergrond „de eerste dagen in het weeshuis”), een knappen Stroebel, Lingeman, E. J. Boks, W. Steelink e. a.
De landschapschool is vertegenwoordigd door een aantal werken, waarop de Nederlandsche kunst fier kan zijn en die haar roem te Antwerpen schitterend zullen handhaven. Wij stippen slechts vluchtig aan de meesterwerken „de Zaan bij Zaandam” en „de duinen bij Bergen” van Julius Van de Sande Bakhuijzen. Wat een heerlijken natuurindruk geven die twee schilderijen! Het is de krachtige versterkende lucht der Hollandsche landouwen, het licht stroomt uit de lucht, het water klatert langs de riante boorden van de Zaan, wier spiegelend en kronkelend vlak het oog volgt langs de molens, die als donkere silhouetten zich afteekenen tegen den van licht fonkelenden horizon. Welk een rijkdom van tonen in dien heuvelachtigen heigrond van het landschap bij Bergen; welk een forschheid, kleur en werking in die grauwe lucht! Beide werken zijn ongemeen krachtige openbaringen van onzen genialen landschapschilder en zij alleen zijn reeds een bezoek aan de tentoonstelling dubbel waard. Als deze landschappen alleen naar Antwerpen werden gezonden, zou de Nederlandsche kunst met eere uit bet strijdperk komen.
Maar er zijn nog andere gelukkige werken. Zoo schittert in de eerste rij een buitengewoon werk van J. H. Weissen-
[538]
DAGBLAD 9 APRIL 1885 — 538 —
bruch; „na den regen” heet uit; het geeft de atmospheer, nog van waterdamp verzadigd, en het licht dat weer tracht in volle stroomen door te dringen, met veel waarheid terug; langs het beplaste jaagpad dommelt en neuriet een jagertje voort, als poëtische illustratie van dit toonrijk landschap met zijn machtige werking van lucht en licht. Even machtig van stemming en van juiste uitdrukking van het moment in de natuur is het kleinere schilderij „regenachtige dag”.
Licht en louter licht in een oneindige rnimte op een paneeltje van bescheiden afmetingen schilderde Gabriel „aan den Vliet te Voorschoten”. Dat is een waar meesterstukje, ook omdat hier overwonnen is een allermoeilijkst vraagstuk, om het volle zonlicht op den vollen middag te schilderen. J. Maris zond een sprekend pendant van zijn fraaie lucht aan ’t strand, dat verleden jaar voor het Haagsche Museum van Moderne Kunst werd gekocht; A. Mauve drie uitstekende werken, waaronder zijn bekenden „kooltuin” en een golvende „heide met schapen”; W. Maris, een mooien herkauwer te midden van een groen, sappig en frisch, als Willem Maris dat weet te schilderen; als colorist laat deze meester in dit werk zich van zeer gunstige zijde kennen; verder een „landschap in het Gooi”, dat door zijn degelijkheid en rijpe kleur aan Jan van Goijen doet denken, wat zeker voor den auteur Jan van Essen een groote eer mag genoemd worden; een heerlijk strandgezicht van den schilder der oneindige ruimte J. J. Destrée; fraaie schilderijen van E. van der Meer; J. G. Vogel; een pittig, brillant schilderij van B. Höppe, eveneens van Geo Poggenbeek (wolkschaduw over een weiland) en N. Bastert; zeer gelukkige werken van Oppanoorth; een alleropmerkelijkst schilderij, om de groote waarheid in de stemming, van W. B. Tholen („avond”); een daarmede zeer veel in genre gelijkend kolossaal landschap bij Loosduinen van Th. de Bock, dat een uitmuntenden indruk maakt; een snikheete-zomer” van W. Roelofs, meesterlijk door de uitdrukking van de verschroeiende, felle hitte der zon over het landschap.
Een kloek zeegezicht van den grooten revolutionair (ten goede natuurlijk) in het schilderen van het zilte nat, H. W. Mesdag, getiteld „het vertrek der visscherspinken”, een onderwerp reeds tallooze malen door hem geschilderd, ditmaal bijzonder aantrekkelijk door de harmonie tusschen lucht en water. Jan Vrolijk zond van zijn prachtige koebeesten in de malsche weide. Hij vertegenwoordigt met P. Stortenbeker, die zeer gelukkig exposeert („in de duinen” en „tegen den avond”), op waardige wijze de dierenschilders. Eerelman, Nakken eu mevrouw Ronner doen dit elk op hun manier.
Na nog even gereleveerd te hebben, dat de dames v. d. Sande Bakhuijzen, Roosenboom en mevr. v. Hogendorp ’sJacob den goeden naam der bloemschilderessen flink ophouden, dat mevr. Bilders van Bosse een waar kabinetstukje zond („Buurmans tuin in Februari”) en dat de stillevens vertegenwoordigd worden door de fraaie „citroenen” van mevr. Mesdag en de „vruchten” van mej. Hendriks — besluiten wij met de bloote vermelding, dat enkele goede teekeningen van vorige expositiën werden geplaatst en dat in ets- en graveerwerk de graveurs C. Ed. Taurel, Ferd. Leenhoff, Arendzen, Storm van ’s Gravesande en Ph. Zilcken een kleine collectie te zien geven.
Wij bepalen ons tot dit waardeerend overzicht en onthouden ons van alle op- of aanmerkingen, die eerst te pas komen als de schilderijen te Antwerpen zullen zijn geplaatst.
|