Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 242/Nummer 174/Piet Mondrian in den Kunsthandel Walrecht

Uit Wikisource
‘Piet Mondrian in den Kunsthandel „Walrecht”’ door G.D.G.
Afkomstig uit het Dagblad van Zuid-Holland en ’s-Gravenhage, woensdag 29 juli 1914, Eerste Blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ Eerste Blad, 1 ]

Piet Mondrian in den Kunsthandel „Walrecht”.

 Piet Mondriaan, de impressionist, de schilder van weemoedig getinte avondlandschappen, zooals er een in het stedelijk Museum te aanschouwen valt, de niet sterke schildersnatuur, de ietwat weifelende geest, heeft zich ontpopt in Piet Mondrian de cubist.
 Niet dat hij allen vorm reduceert tot cubissen, cylinders of pyramides, neen, zijn aard is nog veel eenvoudiger; hij brengt al zijn gewaarwordingen terug tot vierkante en langwerpige vierhoeken, en een enkel maal tot cirkelsegwenten. Met den grooten Matisse heeft hij dit gemeen, dat hij wil geven met de onbevangenheid van een kinderziel.
 Edoch, er is groot onderscheid. Hem is het te doen door deze stramien- patroonachtige composities, door deze honigraatachtige, netvormige lijnencombinaties om de sensatie te geven van muziek, van die welke een symphonie van Beethoven bijv. op onzen geest uitoefent, of om de rythmische uitingen te geven van eigen muzikaliteit. Of hij daarin geslaagd is, kan alleen diegene uitmaken, die bij het beschouwen er van eenzelfde gewaarwording krijgt als de maker had, toen hij zijne symphonieën schilderde. Waren ze vroeger meer in het geele gestemd, nu zijn ze door het roze tot het lichtblauwe gekomen.
 Bij deze kunst komt de schilderkunst in dienst van die der muziek.
 Ligt het dan niet eerder op den weg der muzikale critiek om deze uitingen van een toondichter te beoordeelen dan op het terrein van den criticus van Beeldende Kunsten, wien deze eigenaardige noten al even weinig schoonheid geven als het uiterlijk der gewone muzieknoten?

G. D. G.