Naar inhoud springen

De Avondpost/Jaargang 42/Nummer 13130/Avondeditie/Geheugen-Kunstenaars

Uit Wikisource
‘Geheugen-Kunstenaars. Dam- en schaakspelen uit het geheugen. I’ door [W. Hoekstra]
Afkomstig uit De Avondpost, donderdag 8 juli 1926, Avondeditie, [p. 4]. Publiek domein.
[ 4 ]

Geheugen-Kunstenaars.


DAM- EN SCHAAKSPELEN

UIT HET GEHEUGEN.

I.

Vroeger en thans. — Gedachten van oude spelers en onze meesters erover. — Blind dammen moeilijker dan blind schaken. — Hoe mr. Springer er toe kwam blind te spelen. — Raadgevingen vaneen beroemd Engelsch speler.

Mr. B. Springer

Nu onze dagbladen gedurende eenige weken reeds aankondigden de komst van het „dam-fenomeen”, mr. Benedictus Springer, vraagt menig beoefenaar van een der kunstspelen zich af: is dit zwendel?
Immers wie is niet overtuigd van zijn geweldige fouten, ondanks jaren van studie en oefening, terwijl hij bord en schijven (of schaakstukken) ziet! Hoe dikwijls komt het niet voor dat een stand in een gespeelde partij zóó ingewikkeld is dat ge de verzuchting slaakt: daar word ik geen wijs uit.
Wat dan te denken van een speler die bord noch schijven ziet? Zelfs geen hulpmiddel heeft! Alleen staat hem ten dienste het geheugen: verzamelplaats van geestelijke energie.
Het is niet onaardig eens na te gaan wat men vroeger presteerde op dit gebied en welke vorderingen in het algemeen zijn gemaakt.
Alles te bezien in het licht der wetenschap is niet mijn doel, wel zou ik de aandacht willen vestigen van bevoegden op dit terrein. Het laatste wetenschappelijke onderzoek hierover is naar ik meen verschenen van de hand van Prof. Alfred Binet in 1892. Het verscheen in Revue des deux Mondes van 1893. De laatste jaren zijn de prestaties echter zoo vooruit gegaan, denk slechts aan Aljechin Springer, Reti, e.a. dat nieuwe onderzoekingen belangrijke resultaten zullen afwerpen.
In tegenstelling met tegenwoordig, waren blind-séances vroeger zeldzaam. Dampartijen werden vóór Springer nooit blind gespeeld. Dit staat vast. Wij bedoelen hier natuurlijk het Poolsche spel met 40 schijven.
De eerste pogingen om blind te schaken, vinden wij beschreven in de beroemde Fransche encyclopedie Van 1574—1772. Waar ongeveer het volgende staat:
„Er was in Parijs een jonge man van 18 jaar die 2 partijen schaak speelde zonder het bord te zien en beide partijen won. Deze jonge man heette Philidor, zoon van een bekend musicus. Bovendien was hij de sterkste damspeler der wereld, die ooit bestaan heeft of bestaan zal. Dit behoort tot de meest buitengewone voorbeelden van geheugenkunst”.

Een tijd geleden werd echter in een onzer groote periodieken de aandacht gevestigd op een passage in een van de geschiedboeken van Giovanni Villani waarin wordt melding gemaakt van een Saraceen, Buzecca, die in 1266 reeds 2 partijen blind en 1 partij voor het bord, schaakte. Ook op verschillende plaatsen vinden wij aanwijzingen die duiden op beoefening van blind-schaak in Spanje en Italië.
In „La tribune des Damistes”, vinden wij een krachttoer vermeld van Pillsbury. Deze speelde in 1900, 12 schaakpartijen blind benevens 4 partijen Engelsch-dam. eveneens blind en tegelijkertijd een partijtje.... whist! Hierbij moet echter niet worden vergeten dat het Engelsche damspel wordt gespeeld op een schaakbord met 12 schijven van iedere kleur; minder samengesteld dan ons spel dus.
Het feit dat in Engeland het record blindschaak bijna gelijk is aan dat van dammen bewijst dat dit spel in haar beoefening gemakkelijker is dan het Poolsche. Een belangrijk artikel hierover verscheen in het Engelsche tijdschrift „Draughts Revieuw” door Robert Stewart.
Wat aangaat de vergelijking tusschen blind dam en schaak, zijn wij tot de conclusie gekomen dat dammen veel moeilijker blind te spelen is dan schaken. Waar dit onderwerp den laatsten tijd aller aandacht heeft, laten wij hierover volgen de door ons verzamelde gegevens betreffende deze materie.
In „La Tribune des Damistes”, vinden wij van de hand Van Cornetz eenige merkwaardige uitlatingen. Hij schrijft o.a.: „Het blindspel schaken moet veel gemakkelijker zijn dan dammen, daar een groot aantal sterke schakers (amateurs) gewoonlijk, na weinig oefening een blinde partij met een minder sterk tegenstander kunnen spelen. Ook heeft een blind-dammer, aldus vervolgt hij, niet de machtige hulpmiddelen als b.v. de verschillende vormen der stukken gecombineerd met hun verschillenden loop.
In het schaakspel zijn de stukken even zooveel op zich zelf staande dingen, even zooveel strijders, verschillend uitgedoscht. In het damspel onderscheidt niets de stukken onderling, behoudens hun aanvangs-positie”.
Bij dammen zoowel als bij schaken gaat het er om, als men een combinatie maakt, een voorstelling te krijgen van de stukken nadat de slag is uitgevoerd. Dus van mijn (Cornetz) standpunt vind ik deze voorstelling van de toekomstige positie veel gemakkelijker juist te onderscheiden wanneer de elementen, die hier samenstellen, onderling duidelijk verschillend zijn; dus nabootsende personen begiftigd met verschillend uiterlijk en houding, bij gevolg op mijn brein een veel levendiger en juister bepaalden indruk makend dan die welke het gevolg is van stukken in verschijning en loop aan elkaar gelijk. Op gevaar af te worden gesmaad door menig schaakspeler, geloof ik toch, dat het schaakspel veel lastiger te leeren is, maar dat het daartegenover veel moeilijker is goed dan dan schaak te spelen”.
Deze uitlating van een bekend schaker stelt niet alleen het „blind-dam” in een bijzonder daglicht, doch tevens het geheele damspel en de gangbare meening dat „schaken veel moeilijker is dan dammen”.
Ook Philidor, in het begin van dit artikel aangehaald, die een sterk schaak- en damspeler was in de 18e eeuw, speelde een 4-tal partijen blind-schaak. Zijn pogingen om eveneens blind-dam tespelen leden echter bij den 20en zet schipbreuk.
Volgens genoemd speler moet het nooit een dispuut zijn onder spelers wat moeilijker is: schaken of dammen.
Immers: In beide spelen komen combinaties en berekeningen voor, welke door het menschelijk vernuft niet zijn te doorgronden. Er kan dus geen sprake zijn van moeilijker.
Wat zegt onze mr. Springer over blinddam? Mr. Springer zegt het blind-poolsch-dam moeilijker te vinden dan schaak en b.v. Engelsch dammen.
In de eerste plaats zijn bord en aantal schijven grooter, waardoor het aantal mogelijkheden en slagwindingen ontzaggelijk vermeerdert.
Verder geeft het schaakspel den blindspeler meer houvast door den verschillenden loop der tukken en ook doordat niet uitsluitend op de vakken van één kleur wordt gespeeld. Ook geven, volgens Springer, de vakken bij schaken, welke horizontaal naast elkaar liggen een gemakkelijker voorstelling dan de schuin opgaande. Ook hebben schakers een machtigen steun aan hun openings-studie, terwijl het zwaartepunt van het damspel is gelegen in midden- en eindspel.
De groote moeilijkheid is echter, door die vele moeilijkheden, de algeheele verandering waaraan een stand onderhevig is en waardoor ook het spelkarakter steeds kan veranderen.

(wordt vervolgd.),