De Avondpost/Jaargang 42/Nummer 13131/Ochtendblad/Het Ned. Instituut v. Efficiency

Uit Wikisource
‘Het Ned. Instituut v. Efficiency’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Avondpost, vrijdag 9 juli 1926, Ochtendblad, [p. 5]. Publiek domein.
[ 5 ]

HET NED. INSTITUUT V. EFFICIENCY

Mr van Meerwijk aan het woord.

 In het Stedelijk Museum te Amsterdam is gister een vergadering gehouden van het Ned. Instituut voor Efficiency.
 In zijn openingsrede heeft de voorzitter van het Instituut, de heer Mr. J. L. C. van Meerwijk een uiteenzetting gegeven van het doel en de beteekenis van dit Instituut.
 Het in 1923 gehouden Bezuinigings (Efficiency) Congres is de wekker van de nieuwe beweging binnen de grenzen van ons land geweest.
 De Ver. voor Ambtenaren, bij de Gemeente financiën, Gemeentebedrijven en diensten, welke het initiatief nam tot het houden van dit Efficiency-Congres, komt de eer toe, dat zij een Commissie vormde, welke niet alleen bestond uit vertegenwoordigers van overheidsorganen; maar evenzeer uit vertegenwoordigers van handel en nijverheid. Het Congres was een succes en reeds tijdens de congresdagen werd het plan geopperd om uit de aldus gevormde gemengde commissie een bijvend Instituut te doen groeien.
 Het nieuwe Instituut is geboren uit een algemeen gevoelde behoefte aan een organisatie, welke zal trachten met behulp van wetenschappelijke leiding te bevorderen, dat de diensten, welke de gemeenschap van de overheidsorganen, van handel en nijverheid vraagt, op de meest juiste wijze worden verleend.
 Spr. wil niet zeggen op de wijze, die, waar mogelijk, direct de minste kosten veroorzaakt, alhoewel deze 2 punten, wanneer de arbeidsmethode, door welke de vorengenoemde behoefte-bevrediging moet plaatsvinden inderdaad doeltreffend zijn, op automatische wijze het meest juiste peil bereiken. En nu is de hier bedoelde doeltreffendheid iets dat te eenenmale afhankelijk is van wetenschappelijke leiding en wetenschappelijke voorlichting.
 Het is de taak van de wetenschappelijke voorlichting om de verhoudingen bij de administratie, de productie en de distributie zoodanig te vervormen en te vernieuwen, dat het dagelijks aanvaarden zijner taak door den werker met opgewektheid en tevredenheid kan geschieden, dat er onder de werkers arbeidsvreugde zij.
 Doeltreffendheid, efficiency en vrede behooren bij elkaar, bouwen elkaar op, zoowel in particulieren als in den overheidsdienst. Het is niet voldoende wanneer de leiding deze taak tracht te verrichten met de middelen van een verleden, dat reeds heeft afgedaan. Nieuwe methoden moeten worden aangewend, geschikt en passend gemaakt voor de eischen van den nieuwen tijd.
 De oude versleten leuzen moeten weggeworpen, evengoed als de verouderde machines en gereedschappen.
 Wetenschap en uitvindingen hebben nieuwe mechanische mogelijkheden geschapen, waarvan men vroeger niet droomde; daarnaast zijn nieuwe menschelijke machten opgekomen, waarvan wij den vollen omvang nog niet kunnen beoordeelen. Deze mechanische krachten te beheerschen en te gebruiken, deze menschelijke machten tot een goede eenheid te leiden, dit grillige samenstel van machine en mensch te vormen tot een harmonisch instrument voor de gemeenschap, tot haar dienst, ziedaar de grootsche taak welke de wetenschappelijke leiding zich gesteld ziet.
 Daaraan, zij ook het voorzichtig en met de voorloopige zeer bescheiden middelen, mee te werken, is de taak, is ’t doel, waaraan het Nederlandsch Instituut voor Efficiency zich niet zal kunnen onttrekken.
 Aanvankelijk door middel van voordracht en vergadering, langzamerhand, meer doelbewust door dieper gaand onderzoek, zal het de regelen moeten helpen opbouwen waaraan elke onderneming, elk overheidsorgaan, de te nemen maatregelen zal kunnen toetsen om te weten, dat de kans op rechtvaardigheid en billijkheid tegenover werknemers en verbruikers over heel de lijn onzer samenleving met de meeste kans op bevredigende resultaten zal kunnen worden bereikt.
 Maar dan zal het Instituut het ook niet kunnen laten bij de voorlichting door middel en woord en geschrift af en toe, maar zal het de totstandkoming moeten bevorderen of samenwerking moeten zoeken met een Instituut, zooals Amerika die kent in nauw verband met de Universiteiten, de bekende Institute of business and government research, waar Permanent onderzoek en permanente voorlichting is verzekerd.
 Zoodra het over de daarvoor noodige middelen beschikt, zal het Instituut moeten overgaan tot het in leven roepen of steunen van een Bureau, eventueel van meerdere buraux, waaraan wetenschappelijke gevromde werkers zijn verbonden die in nauw contact met één, eventueel met meerdere Universiteiten in ons land zich bezig houden en voordurend bezig houden met het z. g. business and government research werk.
 Wanneer dit alles doel van ’t Nederlandsch Instituut voor Efficiency wordt gezien, dan zal geleidelijk aan, maar doelbewust in die richting moeten worden gestuurd.
 Deze plannen, die zoodra het bestuur met zijn propaganda voor de uitbreiding zal zijn geslaagd in voldoende mate, den leden later zullen worden voorgelegd, zijn slechts een doelstelling, een schema, waaruit de beteekenis van het Nederlandscne Instituut voor Efficiency moge blijken, alsmede een aanduiding van de mogelijkheden van het ontplooien van een arbeid, die in hooge mate zijn vruchten voor geheel de gemeenschap zal kunnen afwerpen.
 Tot het helpen bevorderen van de verwezenlijking, zij het ook zeer geleidelijk aan, van de geschetste plannen, doet spr. aan het slot van zijn rede een beroep op aller medewerking.

Techniek van het begrooten.

 Na de openingsrede hield prof. dr. ir. T. Goudriaan een referaat over „De Techniek van het begrooten en het nut der nacalculatie voor bedrijven.”
 Het vitale belang van den exacten kostprijs – aldus spr. – is zóó groot, dat het niet alleen voor een speciale bedrijfstak, doch zelfs voor heel het economisch leven geldt. Het is derhalve gevaarlijk den kostprijs te „veilig” te begroeten. Bovendien make men een goed onderscheid tusschen begroeten en prijspolitiek voeren. Dit laatste begrip toch is iets, dat slechts aan de hoogste leiders van een bedrijf mag worden toevertrouwd, zoodat het uiteraard niet kan liggen op het terrein van hen die belast zijn met het samenstellen van de begrooting. Overigens mogen bij het vaststellen van den kostprijs in geen enkel opzicht subjectieve of speculatieve overwegingen in ’t spel zijn; deze toch komen eerst aan de beurt, zoodra het oogenblik van het vaststellen van den inschrijvingsbiljet daar is.
 Zijn betoog samenvattende wijst spr. er nog eens op, dat het eigenlijk begrootingswerk in wezen neerkomt op het schatten van hoeveelheden en wanneer ook de nacalculatie daarbij is aangepast, is een vlotte contrôle en een voortdurende benutting van eenmaal verkregen resultaat mogelijk.

Systematisch conjunctuur-onderzoek.

 Na de middagpauze gaf prof. mr. dr. M. Fryda een uitvoerige toelichting met betrekking tot zijn rapport over: „Systematisch conjunctuuronderzoek”, waaraan het volgende is ontleend:
 Wanneer men, aldus spr., in het belang van de productie en van de verdeeling van den maatschappelijken rijkdom – dus van de volkswelvaart – tempering van de conjunctuurgolving nastreeft, is het noodig haar oorzaken te kennen.
 Wie van den causalen samenhang der economische verschijnselen doordrongen is, kan nauwelijks er over in twijfel zijn, dat er in het economische organisme, reeds voordat de eigenlijke overproductie aan den dag treedt en dus reeds voordat het euvel er eenmaal is, werkingen moeten zijn waar te nemen, die de nadering der overproductie als het ware aankondigen. Intusschen zal alleen een systematisch détailonderzoek der conjunctuur hier licht kunnen verschaffen.
 Deze onderzoekingen zijn ingesteld en leidden tot menige verrassende ontdekking. Allereerst kon worden geconstateerd, dat de veranderingen, welke sommige verschijnselen tijdens dat conjunetuurverloop ondergaan, meer of minder intens zijn dan die van andere en dat de verschillende conjunctuurverschijnselen dus een op zichzelf reeds opmerkelijk verschil in conjunctuurgevoeligheid bezitten[.] Maar vooral belangrijk was de regelmaat, die geconstateerd werd in de chronologische volgorde waarin de verschillende conjunctuurverschijnselen hun top- en dalpunt bereiken.
 De arbeid, elders begonnen, verdient navolging. Ook in Nederland moge een centrale instelling worden gevestigd, die zijn conjunctuurverloop vastlegt en inzicht geeft in zijn beweging. Men beroepe zich niet er op, dat wij slechts een klein land zijn en dat, wat zin moge hebben voor grootere landen zooals Amerika, die een zelfstandige conjunctuurverloop kennen, niet geldt voor het onze, waar de conjunctuur door die van de grootere landen volkomen wordt beheerscht. Dat is niet houdbaar. De onderlinge afhankelijkheid van de verschillende economische gebieden van elkanders conjunctuur valt niet te ontkennen, maar beteekent nog geenszins, dat de conjunctuurcurve van een land, zelfs van een klein land, eenvoudig de copie van die van de grootere landen is.
 Op deze rede volgde een geanimeerd debat.