De Génestet/Aan Ds. Humanus, Theol. Doct.

Uit Wikisource
[ 364 ]

CVI.

AAN Ds. HUMANUS, THEOL. DOCT.

Gij zijt een mensch, eenvoudig, mild, gewoon —
Doch zoo gewoon, als ik mij-zelf mocht wenschen! —
Gij gaat, gij doet, gij lacht als andre menschen,
Gij voelt als wij en spreekt op de' eigen toon.

[ 365 ]
Gij redeneert, dat elk u volgen kan;
Gij hebt geen stel van stemmen of gezichten,
Geen heilig soort van maten en gewichten;
Gij vreest uw God en zijt oprecht: een man!

Gij zegt al vaak: ik weet niet! gul en goed;
Geen vreemde balk verblindt uw heldre oogen,
Ruim klopt uw hart vol liefde en mededoogen;
Wat menschlijk is, heeft recht op uw gemoed.

Hoe voert uw geest onmerkbaar heerschappij!
Vertrouwen eischt uw open, ronde trouwe;
’k Ben eenzaam liefst in krankheid en in rouwe,
Maar ben ik droef of krank – wees welkom Gij!

Gij zijt een mensch – gewoon; doch niet gewoon
Sinds hier natuur in zeldzaamheid verkeerde! –
Hoe dank ik u voor ’t geen uw geest mij leerde!
Hoe eer ik ú – gij eert den menschenzoon.