De Génestet/Bij het beekje

Uit Wikisource
Bladvulling De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet

Bij het beekje

Gezond verstand
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay.
[ 168 ]

BIJ HET BEEKJE



Terwijl ik staar in ’t spiegelglad
   Van ’t zilvren nat,
Schud ik mijn hoofd; wie ben ik?
Ja, hooge Hemel: Hoe, wie wat?
Wat wil, wat weet, wat ken ik?
Zie hoe hij lacht – die dwaas, die guit,
Die leelijkert in ’t water:
Mijn help! mij–zelven lach ik uit
Met wonderlijk geschater.

O menschenhart, o menschenhart,
   Verschrikt, verward,
Vol zonden, dwaasheên, wonden:
Ik gaf mijn zoetste en liefste smart,
Mocht ik mij–zelf doorgronden.
Een lach klinkt uit het golvenbed;
Dat wil zich–zelf begrijpen!
Zoudt ge ook uw beeltnis hier te–met
In de ooren willen knijpen?

 1850.