De Génestet/De kunstenaar en zijn publiek
Uiterlijk
← Turksche beeldspraak | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Menschelijk → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
[ 303 ]
DE KUNSTENAAR EN ZIJN PUBLIEK
De stomme vroeg den blinde:
Zaagt ge ook den harpenaar?
Zoo ge ergens hem ontmoette,
Verplicht me en zeg me waar?
Ik-zelf geef juist zoo veel niet
Om harp- of citertoon,
Maar de oude moest eens spelen,
Kijk, voor mijn dooven zoon.
Zaagt ge ook den harpenaar?
Zoo ge ergens hem ontmoette,
Verplicht me en zeg me waar?
Ik-zelf geef juist zoo veel niet
Om harp- of citertoon,
Maar de oude moest eens spelen,
Kijk, voor mijn dooven zoon.
Dé blinde sprak: ik zag hem
Een oogenblik geleên;
Mijn lamme knecht zal aanstonds
Hem zoeken; knaap, loop heen!
Nu slaat, op ’s meesters wenken,
De kreupele in den draf;
En holt, den harp’naar roepend,
De straten op en af.
Een oogenblik geleên;
Mijn lamme knecht zal aanstonds
Hem zoeken; knaap, loop heen!
Nu slaat, op ’s meesters wenken,
De kreupele in den draf;
En holt, den harp’naar roepend,
De straten op en af.
De kunst’naar is gevonden,
Hij komt en buigt en groet
Geen armen had de stumper,
Hij speelde met zijn voet.
Hij speelt: elk schijnt betooverd,
De doove is enkel oor,
De blinde zet groote oogen,
De stomme zingt een koor.
Hij komt en buigt en groet
Geen armen had de stumper,
Hij speelde met zijn voet.
Hij speelt: elk schijnt betooverd,
De doove is enkel oor,
De blinde zet groote oogen,
De stomme zingt een koor.
De lamme springt van geestdrift
Omhoog met alle macht;
’t Kupstlievende gezelschap
blijft saâm, laat in den nacht,
En bij het afscheid nemen
Is, met des harp’naars kunst,
’t Publiek tot in de wolken,
Hij dronken van hun gunst!
Omhoog met alle macht;
’t Kupstlievende gezelschap
blijft saâm, laat in den nacht,
En bij het afscheid nemen
Is, met des harp’naars kunst,
’t Publiek tot in de wolken,
Hij dronken van hun gunst!
(RÜCKERT.)