De Génestet/Gij en wij
Uiterlijk
← Peinzensmoede | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Fantasio → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
[ 370 ]
CXIV.
GIJ EN WIJ.
Naar uw eng, fantastisch Hemelpoortje
Strumpelt gij op 't afgebakend pad,
En uw reisweg schijnt u woord voor woordje
Uitgeschreven op een heilig blad.
Strumpelt gij op 't afgebakend pad,
En uw reisweg schijnt u woord voor woordje
Uitgeschreven op een heilig blad.
Op des Geestes breede, diepe stroomen
Drijven, zwerven, zoeken, lijden wij;
Nachten dalen, hooge waatren komen....
En we zijn zoo rustig niet als güj!
Drijven, zwerven, zoeken, lijden wij;
Nachten dalen, hooge waatren komen....
En we zijn zoo rustig niet als güj!
Toch vooruit steeds streven wij en ataren.
Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht,
Reizen we op de wentelende baren,
In 't geloof dat ginds een wereld ligt!
Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht,
Reizen we op de wentelende baren,
In 't geloof dat ginds een wereld ligt!
1860.