De Génestet/Van boven naar beneden
Uiterlijk
← Dilemma | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Idealisme → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
[ 358 ]
XCIV.
VAN BOVEN NAAR BENEDEN.
Toen ik met dien Hooggeleerde
Op zijn kamer redeneerde;
In dien heilgen, veilgen kring
Wijsheid van zijn lippen ving;
Toen hij, zwevend boven de aarde,
’t Universum, mij verklaarde,
Op zijn onweerspreekbren toon, –
Och, wat klonk dat waar en schoon!
Even logisch als verheven!
Menschenvrijheid, Godsbestuur,
De orde en wijsheid der natuur,
Goed en kwaad, het doel van ’t leven....
Hij zette alles wonderbaar
Uit elkaêr en in elkaêr:
Zoo iets had ik nooit vernomen;
’k Was „Bevredigd” en ik vond
Niets dan orde en licht in ’t rond....
Maar op straat teruggekomen,
Op de Markt, daar ving mijn strijd
Alweer aan gelijk altijd;
’k Raakte fluks de kluts weer kwijt;
Al mijn idealen vloden
Plotseling – voor ’t verward gerucht
Van de droeve kermisklucht:
Voor een troep verkleede Joden,
Die, de beenen in de lucht,
Onder duizend apensprongen,
Vast naar ’t doel des levens dongen!
Voor het bleek en scheel gezicht
Van een zieklijk, jankend wicht,
Op een orgel vast gebonden,
Lijdend voor zijn moeders zonden,
Reeds tot beedlen afgericht! –
God! wat last van zwarigheden,
[ 359 ]Die op eens mijn ziel bestreden!
En ik dacht, wie ’t kwalijk neem’:
Wijsheid moog ten hemel streven, –
’t Schijnt me, of ’t raadselvolle leven
Droevig lacht met elk systeem!
Op zijn kamer redeneerde;
In dien heilgen, veilgen kring
Wijsheid van zijn lippen ving;
Toen hij, zwevend boven de aarde,
’t Universum, mij verklaarde,
Op zijn onweerspreekbren toon, –
Och, wat klonk dat waar en schoon!
Even logisch als verheven!
Menschenvrijheid, Godsbestuur,
De orde en wijsheid der natuur,
Goed en kwaad, het doel van ’t leven....
Hij zette alles wonderbaar
Uit elkaêr en in elkaêr:
Zoo iets had ik nooit vernomen;
’k Was „Bevredigd” en ik vond
Niets dan orde en licht in ’t rond....
Maar op straat teruggekomen,
Op de Markt, daar ving mijn strijd
Alweer aan gelijk altijd;
’k Raakte fluks de kluts weer kwijt;
Al mijn idealen vloden
Plotseling – voor ’t verward gerucht
Van de droeve kermisklucht:
Voor een troep verkleede Joden,
Die, de beenen in de lucht,
Onder duizend apensprongen,
Vast naar ’t doel des levens dongen!
Voor het bleek en scheel gezicht
Van een zieklijk, jankend wicht,
Op een orgel vast gebonden,
Lijdend voor zijn moeders zonden,
Reeds tot beedlen afgericht! –
God! wat last van zwarigheden,
[ 359 ]Die op eens mijn ziel bestreden!
En ik dacht, wie ’t kwalijk neem’:
Wijsheid moog ten hemel streven, –
’t Schijnt me, of ’t raadselvolle leven
Droevig lacht met elk systeem!
1860.