Men schrijft ons uit Roermond:
De 16e Maart was voor het bisschoppelijk college alhier een schoone, onvergetelijke dag.
De Zeereerw. Zeergel. heer Haffmans, directeur van dit opvoedingsgesticht, vierde zijn zilveren priesterfeest. Wegens den H. Vastentijd behield dit feest een uitsluitend godsdienstig karakter.
Te 9½ uur werd in de smaakvol versierde kapel van ’t College een plechtige H. Mis door den jubilaris gezongen.
De Mis van Ant. Lotti (I Missa: Sück, 1859) werd, de krachten van een college en den tijd, dien men aan de muziekoefeningen kan wijden, in aanmerking genomen, meesterlijk uitgevoerd. Daarenboven werden de Introïtus, het Offertorium, en de Communio van de „Missa votiva de S. Apostolis,” het „Libera me” van Orl. di Lasso, het „Popule meus” van L. Vittoria, het „ Tantum ergo” van G. P. da Palestrina, de cantique „Ave Maria” van H. Haller, keurig door het flink bezette koor gezongen.
De receptie in de rijk versierde speelzaal was indrukwekkend. Muziek en voordraohten wisselden elkander af. De „chronogramme musical” van prof. Janssen; de „Halleluja” van J. H. Breitenbach, „Der Herr ist mein Hirt” van Klein werden met gloed en zuiver uitgevoerd, de gedichten en discours met innig gevoel voorgedragen. Het was eerbied en liefde, die allen bezielde, en het geheele feest zoo bijzonder indrukwekkend maakte.
Te 6 uren werd een plechtig H. Lof gezongen met „Te Deum.”
Het „Adoremus te” van G. P. da Palestrina, het „Magnificat” van Fr. Witt, het „Tantum ergo” van Renner werden, volgens getuigenis van kunstkenners, schoon uitgevoerd. Dat tal van liefhebbers waren opgekomen, zoowel in de Mis als het Lof, is een troostvol verschijnsel in onze stad; het bewijst, dat de overweldigende kracht van verouderde gewoonte langzamerhand wegkwijnt, en de edele pogingen, op ’t gebied van de ware kerkmuziek aangewend, door menig kunstkenner in hooge mate worden gewaardeerd.
Eere aan prof. Janssen, bekwamen en ijverigen directeur van het koor in het Biss. College! Hij weet de geestdrift voor de edele kerkmuziek in jeugdige harten over te storten, hetwelk niet anders dan gunstig kan werken op de gemoederen der jongelingen.
Onder de geschenken, den directeur bij gelegenheid van dit feest aangeboden, verdienen eenige eene bijzondere vermelding.
De EE. HH. professoren sohonken hunnen directeur een prachtig portret, geschilderd door den bekenden schilder Heinrich Windhausen. De gelijkenis laat niets te wenschen over. De directeur zit aan zijn schrijftafel met een veeren pen in de hand, terwijl hij juist het hoofd opricht en zijne blikken opslaat. Niet alleen de gelaatstrekken zijn sprekend weergegeven, maar ook houding en manieren; in dit alles immers ligt het karakteristieke van een persoon. Bij het zien van het portret meent ge den directeur zelven voor u te zien en met hem te spreken. Hij leeft en denkt.
De executie mag meesterlijk genoemd worden. Bij een ongemeenen rijkdom van coloriet vindt men hier dien geoefdenden, vasten toets, welke de kleuren in hare volle frischheid aanbrengt, zonder door lange bewerking te vermoeien, en eene gepaste fijnheid van bewerking, die niet in ’t kleingeestige valt en de kracht van het geheel niet verzwakt. Heinrich Windhausen weet in zijne portretten leven, uitdrukking en karakter te leggen.
De studenten schonken een prachtig vaandel, vervaardigd door Albin Windhausen.
Als de wind de sierlijke plooien der losse vaan ontplooit, vertoont zich het beeld van den H. Aloysius, als jongeling, in zijne rijke kleedij van page aan het Koninklijk hof. Van zijn gelaat stralen onschuld en heiligheid. Twee engelen omzweven hem: de eene draagt de lelie, als beeld der zuiverheid, de ander een banderol, waarop geschreven staat: Vir obediens loquetur victoriam.
Op den rand slingert zich tusschen rijk geschakeerd bloemwerk en om de wapenborden der beide bisschoppen en der stad Roermond, een banderol met het gebed van ’t brevier: O, God, schenk des hemels gaven enz.
Eén geschenk deed den directeur onuitsprekelijk veel genoegen, nl. het album en een zilveren bouquet, hem aangeboden door de oud-studenten uit Roermond. Zij toonden daardoor aan, dat zij de Katholieke opvoeding, in het college genoten, nog op prijs stellen.
Het geheele feest was een krachtig bewijs voor de stelling, voor eenige weken door den Directeur in eene lezing verdedigd, dat alleen de zedelijk-godsdienstige opvoeding in staat is eerbied aan te kweeken, dat in de Katholieke scholen de leeraren er niet alléén op bedacht zijn, den leerlingen nattige wetenschappen te onderwijzen, maar dat zij ook den zin voor het edele, het schoone opwekken en niet enkel geleerden, maar ook mannen willen vormen.
Met genoegen verneem ik, dat de Weleerw. beer Notermans, Rector aan de Munsterkerk te Roermond, denzelfden dag hetzelfde feest heeft gevierd en Mgr. Paredis hem bij die gelegenheid een rabat heeft toegezonden, als „verdiend loon.”
|