De Maasbode/Jaargang 46/Nummer 13053/Avondblad/Futuristische levensdronkenschap

Uit Wikisource
‘Futuristische levensdronkenschap’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Maasbode, vrijdag 8 mei 1914, Avondblad, derde blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ Derde blad, 1 ]

FUTURISTISCHE LEVENSDKONKENSCHAP.

Ieder weet wat dronkenschap is, slechts een betrekkelijk klein keurgedeelte van het menschdom zal weten wat levensdronkenschap is, maar om te weten wat futuristische levensdronkenschap is moet men futurist zijn d. i. met een been in het magische Land van den Waanzin staan. Weet gij u in het volle onvervreemdbare bezit van een stel regelmatig gekronkelde hersenen, zijt gij niet aangetast door de geestelijke lepra van het excentricisme en het idiotisme — houdt het u dan voor gezegd, dat de futuristische levensdronkenschap voor u een ongekende geestestoestand zal blijven: zij is het voorrecht der geestelijk zieken!
Deze levensdronkenschap is een onontgaanbaar gevolg van het lezen van futuristische poëzie, „de lyriek der essentie” zooals de futuristische hetman Marinetti haar omschrijft. De futuristische poëzie wil „de werktuigelijke gevoeligheid van het moderne leven in synthese samenvatten en heeft de eigenschap levensdronken te maken”..... alzoo zegt het Signor Marinetti in het manifest, voorafgaande aan het eerste deel van een reeks dichtbundels, getiteld: „Woorden in vrijheid”. „De grondige verandering, door het menschelijk bewustzijn ondergaan sinds de groote wetenschappelijke ontdekkingen der 20e eeuw, heeft geleid tot de ineensmelting van het menschelijk instinct met de werktuigelijke kracht. Om deze nieuwe reeks gedachten, gevoelens en innerlijke aanschouwingen des geestes, die als een dageraad over de wereld zijn opgegaan, tot uitdrukking te brengen, werd het noodzakelijk een stijl te smeden, die tegelijkertijd is: polychromatisch, polymorphisch en polyphonisch, een stijl dus die niet enkel kan animaliseeren, vegetaliseeren, electriseeren en vloeibaar worden, maar die vooral zal weten door te dringen tot en uitdrukking te geven aan de essentie en het atomische leven der stof.”
Lezer! gij begrijpt toch zeker ten volle de bedoeling des futuristischen zieners, van den wetgever der futuristische „Ars poetica”! Bovenstaande uiteenzetting laat aan duidelijkheid niets te wenschen over.
Voor dezen nieuwen stijl, dezen modernen „dolce stil nuovo” eischt Marinetti verschillende vrijheden op. Om de dichtkunst der futuristische toekomst (dit is geen pleonasme) te „dehumanizeeren”, te ontmenschelijken, zooals hij het noemt, moet aan alle woorden de meest ongebonden vrijheid worden gelaten. Geen banden der syntaxis, geen punctuatie, geen orthographie, maar wel verbeelding zonder draad, volstrekte vrijheid van beeldspraak, geoorloofde samenkoppeling tusschen de meest kromme, hinkende, onverklaarbare en tegenstrijdige dingen, het gebruik van de meest ongebreidelde klanknabootsende woorden, wiskunstige teekens en cijfers. Alleen wanneer van deze vrijheden een onbescheiden kwistig gebruik gemaakt wordt, zal de dichtkunst verkrijgen die „geometrische en mechanische pracht”, waarin hare aesthetische waarde ligt.
Wanneer men deze grondslagen der toekomstpoëzie verstandelijk gedigereerd heeft, zou men kunnen verzuchten:
„..... lasz uns endlich Taten seh’n.”
Signor Marinetti, die een hoofsche en voorkomende Italiaan is, heeft intuïtief deze verzuchting voorvoeld en deed dan ook te Milaan bij de Edizioni Futuriste di „Poesia” een bundel futuristische poëmen verschijnen, die zeer klanknabootsend, naar het bombardement van Adrianopel, genoemd is „Zang Tumb Tunum, Adrianopoli, Ottobre 1912. Parole in libertà di F. T. Marinetti.”
Wij geven hier twee proeven uit dit nieuwste aller gewrochten, doch moeten in onze schandelijke achterlijkheid, in de onbenaderbare duisternis van onzen geest bekennen, dat wij zonder het minste gevolg getracht hebben, het verband te vinden tusschen bovenstaande theorieën en onderstaande gedichten. Één lumineuze gedachte evenwel is voortgekomen uit het intense bepeinzen van deze onsamenhangendheid: zou het niet juist door en door futuristisch zijn de practijk te enten op de theorie als een beukeboom op een St. Jans-ui?
Het eerste gedicht heet „Hadirlik quartier generale turco.” Het schildert in even sprekend rhythme als in picturale woordschikking het Turksche hoofdkwartier van Hadirlik:

INDIFFERENZA
DI 2 ROTONDITA SOSPESE
SOLE + PALLONE
FRENATI

fiamme
giganti

villaggi

colonne
di fumo

turchi

spirali di
scintille

incendiati

grande T
rrrrrzzzonzzzzzzante d’un monoplano bulgaro
+ neve di manifesti

Men vergeve ons, dat wij dit meesterstukje niet vertalen: het ware eene vandaalsche profanatie.
Een ander gedicht heet „Ponte” en beschrijft — deze bewering kan niet anders dan als een vermoeden bedoeld zijn — een ruitergevecht bij een brug:

SOLE A RIPETIZIONE 20.000 PROIETTILI AL MINUTO

urzzzzzzz aaaaaaaaaaa
gioia gioia gioia gioia ancora ancora vendetta
ta ta ta ta ta ta ta ta ta ta ta
RICOMINCAIRE INUTILE NON C’È MEZZO
vuoi nuotrare fibra di 2 millimetri
pluff plaff plaff gottgott gluglu

De dichters willen of nuttig zijn of vermaken: aut prodesse volunt aut delectare poelae, zegt Horatius.
Signor Marinetti heeft het zóóver gebracht, dat hij beide taken des dichters tegelijk vervult. Hij is nuttig, want hij doet zien tot welke groteske absurditeiten het anarchisme van geest en gevoel leidt en hij vermaakt en schept op zijn manier „mehr Freude”, omdat hij onbedoeld de lachspieren der gezonde on-futuristische menschheid kittelt, zooals geen Busto van wijlen het circus Carré het hem verbeteren zou.
Dit woord „onbedoeld” gebruiken wij echter met het noodige voorbehoud. Misschien draagt zijn dichtbundel in handschrift wel als epigraaf het woord van Renan: „Je me réserve le droit de sourire de mon oeuvre.” Straks komt de Italiaansch-Parijsche grappenmaker met de onthulling voor den dag, dat het Futurisme niets anders dan een reusachtige mystificatie is. Dan zal Europa daveren van een homerisch gelach en zal opnieuw bewezen zijn het reeds honderdduizend maal bewezen woord: „De wereld wil misleid worden, welaan: decipiatur ergo.”
Maar wijzer wordt men toch niet!