De Maasbode/Jaargang 46/Nummer 13053/Avondblad/Mgr. F. Nekes

Uit Wikisource
‘Mgr. F. Nekes †’ door M.A.M. Knops
Afkomstig uit De Maasbode, vrijdag 8 mei 1914, Avondblad, derde blad, [p. 1]. Publiek domein.
[ Derde blad, 1 ]

MGR. F. NEKES †.

De dood heeft weer eens een einde gemaakt aan een verdienstelijk leven. Mgr. F. Nekes, kanunnik aan den Dom te Aken, tot voor eenige jaren directeur van het kerkkoor aldaar, professor in de Kontrapuntiek aan het beroemde St. Gregoriushuis te dier stede, de verre over Duitschlands grenzen vermaarde componist, bezweek Woensdagmorgen 6 Mei j.l. aan de beroerte, welke hem eene week geleden op het ziekbed wierp.
Groot is dat verlies. Voor het Katholieke Aken was de overledene het centrum waarom zich de kerkelijke zang bewoog. Aan hem dankt het domkoor eene reputatie, welke wellicht elders door geen kerkkoor verkregen werd. Men begrijpt, dat de nabijheid van een zoo hoog staand musicus, ook den anderen kerkkoren ten goede moest komen. En zoo is het voornamelijk aan Nekes’ persoonlijkheid te danken geweest dat Aken eene eerste plaats inneemt op het gebied van kerkmuziekuitvoeringen.
Mgr. Nekes was groot als componist. De hooge waardeering, welke zijne compositiën van groote mannen op muzikaal gebied ten deel viel heeft daar steeds van getuigd. Zijne missen voor mannenstemmen, vooral de schoone mis „in hon. Sti Foilani” behooren tot het repertoire van tal van kerkkoren. Zijne zesstemmige mis „O Crux ave” werd voor eenige jaren bij gelegenheid der Ceciliafeesten te Utrecht uitgevoerd. Hierbij dient aangemerkt dat Nekes autodidact was. Nooit heeft hij onderricht in de muziek genoten. Enkel door taaie volharding en rusteloozen arbeid heeft hij de hoogste hoogte weten te bereiken.
De beteekenis van den overledene als professor in de Kontrapuntiek moge blijken uit een gezegde van Prof. Wagner, aan de muziekschool te Regensburg. Het werk inziende van Nekes’ leerlingen zeide de professor: „Die Schüler brauchen nicht nach Regensburg zu kommen um den Kontrapunkt zu lernen. Bei uns bringen die Schüler es gewöhnlich nicht so weit.” Met de grootste onbaatzuchtigheid wijdde Nekes zich aan de vorming zijner leerlingen. Velen hunner telt men onder de componisten.
Vooral echter hem, die Mgr. Nekes meer van nabij gekend heeft, vervult dit doodsbericht droefheid.
Mgr. Nekes was groot als musicus, gevierd als weinigen, en toch even bescheiden als groot. Eenvoud in zijn uiterlijk, eenvoud in zijn optreden, in zijn geschreven en gesproken woord. Wie zijne kamer binnentrad kon alleen aan het klavier, aan de roode Palestrina- en Orlando di Lasso-banden, aan muziekpapier over de tafel uitgespreid zien, dat dit de werkplaats was van een musicus. Bescheiden dacht hij steeds over zijn eigen groot werk en droeg steeds het kenteeken van ware grootheid: waardeering voor het werk van anderen. Het was hem immers niet te doen om zelf verheven te worden. Zijn streven was God geprezen te zien door den lofzang van velen. Hij begreep dat hij tot de weinigen behoorde, waaraan God tot dat doel vele talenten had geschonken, talenten waarmede hij moest woekeren tot eer van God en stichting der geloovigen. En hij woekerde met die talenten, woekerde tot diep in den nacht. Zelfs als grijsaard gunde hij zich geene rust.
Het gebeurde voor eenigen tijd dat ’s morgens bij hem aangeklopt werd en bij het openen der deur verhief hij zijn moede hoofd van de sofa. „Ich habe nach der h. Messe ein wenig geschlafen, zoo zeide hij, ich habe heute Nacht bis 1½ Uhr gearbeitet.”
Zoo staat het beeld van Mgr. Nekes voor ons als van een groot, bescheiden en werkdadig musicus, aan wien wij vereering en dank verschuldigd zijn.
De verheffing, welke Mgr. Nekes hier beneden nooit gezocht heeft, de rust, welke hij gedurende zijn leven niet kende, moge God hem reeds geschonken hebben nu Hij Zijn dienaar tot zich geroepen heeft.

R. I. P.

Rolduc.
M. A. M. KNOPS.