De Maasbode/Jaargang 53/Nummer 17405/Ochtendblad/Begrafenis Dr. P. J. H. Cuypers

Uit Wikisource
Begrafenis Dr. P. J. H. Cuypers
Auteur(s) Anoniem
Datum Zondag 6 maart 1921
Titel Letteren en kunst. Begrafenis Dr. P. J. H. Cuypers
Krant De Maasbode
Jg, nr 53, 17405
Editie, pg Ochtendblad, tweede blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

LETTEREN EN KUNST.

BEGRAFENIS DR. P. J. H. CUYPERS.

In de Kathedraal.      

      In en rond de kathedraal van St. Christoffel heerschte een ongewone drukte. De dicht opeengepakte massa nieuwsgierigen, die zich op het marktplein had verzameld, trotseerde geduldig den nijdig neerplassenden regen. Men had er gaarne een nat pak voor over om den lijkstoet te zien, wanneer hij uittrok, naar het op ongeveer een half uur afstand gelegen kerkhof.
      Inmiddels werd in de Kathedraal met grooten luister, de solemneele H. Mis van Requiem opgedragen ,waarbij de hooge autoriteiten in de kanunnikenbanken hadden plaats genomen.
      Jammer genoeg was reeds bij den aanvang van den H. Dienst het machtig schoone orgelspel verstoord, doordat de windmachine wegens een storing in het electrisch net der stad plotseling was blijven stilstaan.
      Indrukwekkender klonk nu echter de pieuze zang van het uitgelezen knapenkoor, die de aandachtige menigte inderdaad kon opvoeren tot de sfeer van een innig gebed.
      Zoo werd het H. Officie voltrokken met al den luister, waarover alleen de Katholieke kerk beschikt om te eindigen met het ontroerend „Libera” en de plechtige absoute.
      Doch alvorens men het kerkgebouw verliet om zich in grooten stoet naar de begraafplaats te begeven, schaarde zich het Roermondsch Mannenkoor rond de baar en deed de menigte vol ontzag luisteren, naar de sublieme vertolking van het: „Ecce quomodo moritur justus” van Händel.
      Toen de laatste tonen langs de gewelven waren, verstorven stroomde de Kathedraal leeg en stelde zich de lijkstoet op.

De lijkstoet.

      Met omfloerste banier schreden de jongens van het weeshuis voorop .Dan volgden de leerlingen van het Bisschoppelijk college met de profossoren. Daar achter sloten zich aan het bestuur der ambachts- en teekensohool, wederom met de leerlingen. Ook de overige scholen waren vertegenwoordigd, zoodat het aantal dezer eerste groepen gerust op vijf honderd kan worden geschat.
      Het Roermondsch Mannenkoor ,en de Roermondsche Koninklijke Harmonie, beide met omfloerst vaandel gingen den lijkwagen onmiddellijk vooraf.
      Naast den lijkwagen liep het personeel de kunstateliers van Cuypers en werden ’n tweetal baren gedragen volgestapeld met kransen en bloemstukken.
      Achter den lijkwagen schreden de familieleden aan, terwijl de autoriteiten in een tiental volgkoetsen hadden plaats genomen.
      Aan den ingang der Kapellerlaan stelden de deputaties zich op langs den weg, lieten den lijkwagen met de volgkoetsen passeeren en trokken terug naar de stad.
      Stapvoets rijdend kwam het nog overgebleven deel van den lijkstoet aan het kerkhof, Hier werd hierin in den volgenden geest gesproken. De zoolang gevreesde slag is gevallen nu wij aan den schoot der aarde toevertrouwen het stoffelijk overschot van den met zooveel roem overladen, door zoovelen hooggeachten en vereerden Dr. Cuypers.
      Bij de glorie welke zijn deel werd bleef hij innig gehecht aan zijn vaderstad.
      Hij werd bekend ver buiten de grenspalen des lands, Roermond werd ’n kunststad en hij drukte een stempel op de stad die hem lief was, en die wederkeerig hem beminde en nooit zal vergeten.
      Rust kende hij niet. Tot voor enkele maanden is zijn leven één arbeid geweest.
      Schier ontelbaar zijn dan ook de kunstgewrochten, welke hij oprichtte of restaureerde.
      Als burgemeester van Roermond, wil ik hier alleen wijzen op de Munsterkerk, die de trots uitmaakt onzer stad. De kracht om te werken, zooals Dr. Cuypers heeft gedaan vond hij in zijn diep geloof en zijn rotvasts Godsvertrouwen.
      Moge de treurende familie troost vinden in de gedachte dat hij zijn groot loon verbeidt van zijn Schepper en bedenken, dat wij in haar droefheid deelen.
      Dr. Cuypers ruste in vrede.
      De directeur der ambachtsschool te Roermond, waarvan Dr Cuypers de stichter is, schetste in enkele woorden de groote verdiensten van den overledene voor het ambachtsonderwijs. Hulde en dank bracht hij aan de nagedachtenis van den grooten doode voor hetgeen deze deed voor het ambacht, dat zijn veredeling aan hem dankt. Allen wist hij voor te gaan.
      Namens de commissie belast met de zorg voor de Rijksmonumenten voerde Mr. S. Gratama het woord. Spr. wees er op, hoe de overledene nog arbeidde op een leeftijd, die voor de meesten reeds de rusttijd beteekent. Hij herinnerde aan het driemanschap Thijm, Victor de Stuers en Cuypers, dat met zulk een kracht strijd heeft gevoerd tegen de onwetendheid, een beteren tijd heeft voorbereid en aan velen de overtuiging heeft bijgebracht, dat een volk niet zonder groot gevaar voor zijn cultuur de banden mdt het verleden verbreekt.
      Spr. wees op het groot gevoel van plichtsbetrachting van den overledene, zijn noesten arbeid en eenvoudig Godsvertrouwen, waardoor hij aan allen ten voorbeeld kan worden gesteld.
      Daarna wijdde de procuratiehouder der kunstateliers van den heer Cuypers, een woord van weemoedige hulde aan den wijzen meester, den rechtvaardigen patroon en den liefdevollen vader.
      Als vertegenwoordiger van den Nederlandschen Oudheidkundigen bond sprak de heer Hüffe een woord van groote dankbaarheid en voegde er den wensch aan toe, dat de overledene zou mogen rusten in vrede tot den eeuwigen dag, waarop men hem hoopte weer te zien in al zijn glorie.
      Vervolgens sprak Prof. Vogelsang als vertegenwoordiger der universiteiten, die den overledene tot eere-doctor benoemden.
      Dr. Cuypers, zeide spr. o.m., behoorde tot de paladijnen, niet omdat hij een geleerde was, maar wijl hij een richting heeft ingeluid. Als zoodanig is de ontslapene voor de geschiedenis der beschaving een der gewichtigste en grootsle factoren.
      Weinigen toch wordt het gegeven mee te beitelen aan de figuur der historie. Dr. Cuypers is een dier weinigen geweest en heeft een stempel gezet op de eeuw, waarin hij leefde.
      Als zoodanig hebben wij zijn nagedachtenis hoog te houden en zijn beeld te toonen in het milde licht der wetenschap.
      Jhr. van Riemsdijk wilde als Directeur der Rijksmusea een laatsten groet brengen aan den kunstenaar bij de genade Gods, met wien hij als vriend meer dan 45 jaar had mogen omgaan.
      Dr. Cuypers, zeide spr., paarde aan groote gaven en talenten ook een groote beminnelijkheid, hartelijke vriendschap en hulpvaardigheid.
      Dan wees de directeur van het Rijksmuseum nog met een enkel woord op de groote schepping van den overledene, de Museum-gebouwen te Amsterdam en beloofde al zijn krachten te zullen aanwenden om deze schepping zooveel mogelijk in haar volle schoonheid te doen bewaren.
      Namens de commissie van toezicht van het Rijksmuseum huldigde spr. hierop de nagedachtenis van den bouwheer, die men bij zijn leven niet immer de eer heeft gegeven, waarop hij aanspraak mocht maken.
      Ook Prof. Evers wilde een woord van afscheid spreken en huldigde den overledene als een groot beeldend kunstenaar, bouwmeester, archeoloog en teekenaar.
      Met een woord van persoonlijke dankbaarheid voor de vriendschap, die hij van den overledene steeds ondervond ,eindigde Prof. Evers zijn van ware bewondering getuigend afscheidswoord.
      De heer Jan Stuyt sprak namens de Mij. van Bouwkunde en den Bond van Nederlandsche architecten. Spr. zeide, dat men in den overledene waardeerde, dat hij strijd heeft gevoerd tegen groote misbruiken. Hij heeft het pionierswerk gedaan, waarvan de jongeren de vruchten plukken. De nagedachtenis van Dr. Cuypers zal bij de Mij. van Bouwkunde steeds in zegening blijven.
      Namens „Architectura en Amicitia” voerder de heer J. Meijer het woord, terwijl de rij der sprekers werd gesloten door Ed. Brom voor den Kunstkring „De Violier”.
      Met een enkel woord dankte de zoon van den den overledene ,Ir. J. Cuypers, voor de waardeerende woorden, die men aan de nagedachtenis van zijn vader had gewijd.
      Toen allen in stilte den doodenakker hadden verlaten, liet men de zware kist neer in den grafkelder, waar Dr. Cuypers naast zijn dierbaren den dag der opstanding verwacht.

Ovrige vindplaatsen[bewerken]

  • Anoniem (7 maart 1921) ‘Begrafenis Dr. P. J. H. Cuypers’, Nieuwe Tilburgsche Courant, Eerste Blad, [p. 2].