Naar inhoud springen

De Maasgouw/Jaargang 2/Nummer 83/De vestinggronden van Stevensweert

Uit Wikisource
De vestinggronden van Stevensweert [2]
Auteur(s) [M.J. Jansen]
Datum 29 juli 1880
Titel De vestinggronden van Stevensweert. II.
Tijdschrift De Maasgouw
Jg, nr, pg 2, 83, 325-326
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

[325]


[...]


DE VESTINGGRONDEN VAN STEVENSWEERT.

II.

      Graaf Herman Frederik van den Bergh stond, naar aanleiding van het nieuwe accoord, bij akte van 17 Augustus 1653 aan den prins van Oranje af het adellijk huis Vrijmersum, gelegen onder het gerecht Odiliënberg, met de pachthoeven genaamd Houserhof, Saps, Berreyckencamp en Klein Tessenray, met alle goederen, weilanden en beemden, ohe- en akkerlanden, voorts eenen bouwhof genaamd Steenenhuis gelegen te Lerop met alle weilanden, boomgaarden, moeshoven en heidevelden daartoe behoorende.
      De overdracht dezer goederen geschiedde vervolgens aan den Prins van Oranje, als erfgenaam van zijnen overledenen vader; de transport- en leenbrieven, door stadhouder en leenmannen uitgevaardigd op 11 Augustus 1554 ten voordeele van dien prins, betroffen het land, het kasteel en de heerlijkheid Montfort, het kasteel, het land en de heerlijkheid Middelaar, het tiend van Venray in het land van Kessel, mitsgaders het equivalent voor Stevensweert, Ohe en Laack; welke brieven vervolgens ter leenkamer van Roermond werden ingeschreven onder dagteekening van 26 derzelfde maand.
      De eigendom der vestingwerken bleef dus bij den graaf van den Bergh, welk recht ook later, toen ten gevolge van testamentaire erfopvolging en overdracht de heerlijkheid Stevensweert in handen der familie van Heijden was overgegaan, door de tijdelijke heerschers, de Staten-Generaal der vereenigde Nederlanden, werd erkend bij hunne resolutie van 19 September 1765, waarbij als een gevolg van het verlaten der vestingwerken het genot van de wallen en fortificatiën aan de gemeentenaren van Stevensweert werd afgestaan en waarin de volgende zinsnede voorkwam: “wanneer die wallen en fortificatiewerken (van Stevensweert) met goedvinden van hare hoogmogenden zouden worden geapplaneerd gevuld en gelijk gemaakt, het aan den heer van Stevensweert zal vrijblijven aan hare hoogmogenden te verzoeken tot de voorss. geapplaneerde gronden geprefereerd en geregtigd verklaard te worden”.
      De vestingwerken bleven daarna als militair terrein onbenut en konden niet meer geacht worden te wezen des fortifications, waarop met vrucht de toepasselijkheid van art. 13 der Fransche wet van 10 Juli 1791 ingeroepen kon worden. Het departement van Oorlog echter en later het bestuur van het domein bleven die verdedigingsgronden als landseigendom betrachten en betwistten den nazaat van den graaf van den Bergh, den tegenwoordigen eigenaar van het huis Walborg te Stevensweert, het eigendomsrecht, hetwelk hij daarop beweerde te hebben, vooral op grond dat in de betrekkelijke akte van overdracht der heerlijkheid geene uitdrukkelijke vermelding van de vestinggronden was gemaakt. Het domein ging dan ook, zonder zich aan het protest van den graaf De Hompesch en diens echtgenoote als bezitters der heerlijke goederen van Stevensweert te storen, in 1873 tot het slechten der voormalige verdedigingswerken over en bracht ze in het daaropvolgend jaar als landsdomein onder den hamer.

      Als aanhangsel laat ik hier in het kort eene opgave der voornaamste documenten volgen, welke naar eene nota van wijlen den Notaris Guillon op het huis Walborg berusten.

      1. 1629, April 11. Koning Filips (IV) verklaart dat voor kanselier en stadhouder der leenen van het vorstendom Gelre en graafschap Zutfen door Joh. Harthart van Spee, ridder, drost van het land van Montfort, ingevolge procuratie van Hendrik grave tho dem Berghe, vrijheer tot Hedel ende Bautersum, het leengoed mette jurisdictie van de gehuchten ofte kerspelen van Oe ende Laeck met al hunne ap- en dependentiën, wie ’tselve gelegen is in den lande van Montfort, opgedragen is ten behoeve van diens zoon heere Herman Frederik, grave van den Berghe, heere tot St. Steffensweerdt.
      2. 1630 Juni 13. Testament van Anna geboren gravinne zu dem Bergh, waarbij aan haren broeder Hendrik de bewoning, aan hare zuster Charlotte het vruchtgebruik en aan hare base (nicht) Anna Maria, gravinne zu dem Bergh, die met Bernard Albrecht, graaf van Limburg en Bronckhorst, is gehuwd, de eigendom van Annendael enz. vermaakt wordt en aan haren neef Herman Frederik, zoon van haren broeder Hendrik van den Bergh, al hare overige goederen als de heerlijkheden Rutten, Nederen en Peen, renten, cijnsen enz. gegeven worden (los afschrift).
      3. 1632 December 11. Huwelijkscontract tusschen Herman Frederik graaf van den Bergh, heer van Stevensweert, Ohe en Laak, Russon, Nederen en Peen, kolonel van een regiment Nederduitschers in dienst van zijne Katholieke majesteit en Josine Walburg gravin van Lewensteyn en Rochefort (los afschrift).
      4. Notarieel afschrift van alle stukken betrekkelijk den afstand van Stevensweert, ingevolge den vrede van Munster.
      5. 1648 December 9. Een door den Notaris Peter Bernard geauthentiseerd afschrift der bekrachtiging door den koning van Spanje van het op 7 Augustus 1648 te Antwerpen tot stand gekomen accoord nopens den afstand van Stevensweert.
      6. 1651 April 28. Het bureau van financiën te Brussel neemt het voorstel aan van graaf Frederik Herman van den Bergh, om de goederen, die tot vermeerdering der inkomstene van Montfort aan den prins van Oranje waren afgestaan ingevolge het accoord van Antwerpen van 7 Augustus 1648, door ander goederen in den omtrek van Montfort te vervangen (auth. afschrift door Joes van der Leeuw, landschrijver te Montfort.
      7. 1652 Juli 30. Anna Maria gravin van den Bergh


[326]


– 326 –

en Agnes Catharina gravin tot Limburg en Bronckhorst, vrouwe tot Styrum, Well enz., handelende mede voor de andere 3 kinderen uit het huwelijk van vermelde Anna Maria en wijlen Bernard Albert van Limborgh en Bronckhorst heer te Stirumb, Well enz. geboren, aan wie de heerlijkheid Stevensweerth, Ohe en Laak bij testament van 1612 moet terugkeeren, wanneer hun respectieve broeder en oom graaf Herman Frederik van den Bergh kinderloos komt te overlijden, staan aan genoemden Herman Frederik, op grond dat hij vele kosten voor het behoud der heerlijkheid heeft aangewend, hunne rechten ten deele af (los afschrift).
      8. 1653 Maart 31. Koning Filips (IV) verleent aan heere Herman Frederik grave zu dem Berghe, de bevoegdheid om bij wijze van testament (off anders inter vivos vel causa mortis) over de heerlijkheid Stevensweert te mogen beschikken.
      9. 1663 Maart 30. Testament van Herman Frederik graaf van den Bergh, waarbij hij zijne echtgenoote Josine Walburgh tot universeele erfgename benoemt (los afschrift).
      10. 1667 December 20. Codicil van Herman Frederik graaf van den Berghe, waarbij zijn testament in zoover gewijzigd wordt, dat na zijn overlijden de goederen van Stevensweert, Rutten, Peen en Nederen aan de kinderen en erfgenamen van zijne zuster gravin Anna Maria zullen komen (los afschrift).
      11. 1683 April 17. Codicil van Josina Walburg weduwe van den Bergh, waarbij zij veranderingen brengt in haar testament van 4 Mei 1677, verschillende legaten intrekt en andere vermindert, uit hoofde hare renten en inkomsten door oorlogen, ongelukken en processen beduidend waren verminderd (auth. afschrift door notaris J. Roumans te Maastricht).
      12. 1719 November 9. De Staten-Generaal verleenen verlof aan den heere grave van Styrum, om het huis ende heerlijkheden van Stevensweert, Ohe en Laeck met al hare regten, renten, ap- en dependentiën te mogen belasten of veralieneeren.
      13. 1719 November 9. Akte van verkoop door Philip Wilhelm Frans, grave van Limborgh, Bronckhorst ende Styrum, erfbannerheer des vorstendoms Gelre ende graafschap Zutfen enz. en Maria Sibilla geboren gravin van Hoensbroeck te Geul aan Reynard Vincent graaf van Hompesch, van het grafelijk huis Walborgh, bouwhouw, gaerdens, boomgaarden, enz., voorts van de heerlijkheden St. Stevensweert, Ohe en Laeck, het jus patronatus, onderhoorige laat- en leenbanken, jachten, visscherijen, soo in de oude als nieuwe Maese alsmede binnen het eiland, ook de 2 veeren op de voorzeide rivieren gelegen, de heerlijke inkomsten, cijnsen, erfpachten enz. (den 19 Maart 1720 werd dese verkoop door den notaris G. Schrijvers te Roermond bekrachtigd).
      14. 1719 November 10. De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden verklaren dat Ludovicus Guilhelmus Randhaxe in naam en ten behoeve van Philip Wilhelm grave van Stirum, Limborgh, Bronckhorst, vrijheer van Wische, Borckloe, Ghemen, Well, Rutthen, Nederen en Peen, erfbannerheer van Gelre en Zutfen enz. aan den stadhouder heeft opgedragen de heerlijkheid en de jurisdictie van de gehuchten Ohe en Laeck met al hare rechten, renthen, ap- en dependentiën van dyen zooals die gelegen zijn in het ambt Monfort, ten Geldersche regten met 15 goudguldens te verheergewaden leenroerig en beleent wederom daarmede Rijnhart Vincent graaf van Hompesch, ridder van de Kon. orde van den Zwarten Arend, kolonel van het regiment guardes te paard ten dienste van den Staat, generaal veldmaarschalk luitenant van zijne keizerlijke majesteit, luitenant generaal van de kavallerie van hare Hoogmogenden, gouverneur van de stad en meierij van ’s Hertogenbosch enz.
      15. 1719 December 9. Het hof van het Overkwartier te Venlo stelt Reinhart Vincent graaf van Hompesch in bezit van huis en heerlijkheid Stevensweert met alle toebehoor, gelegen binnen en buiten de Maaze boven Echt in het ambt Montfort, zooals dit vroeger bezeten was door den heer Philips Wilhelm graaf van Styrum.
      16. 1733 Maart 9. Opening van het testament van wijlen Reinard Vincent graaf van Hompesch van 6 November 1713, waarbij tot universeele erfgenaam van al zijne na te laten goederen, zoo leen als allodiale, ingesteld wordt de oudste zoon zijner nichte Eleonora Henrietta Mauritia barones van Hompesch, gehuwd met den baron van Heiden, heer van Ootmarsum, en bij afgang van hem zonder wettige mannelijke erfgenamen, op hare volgende zonen.
      17. 1733 Maart 28. De Staten Generaal verklaren dat Johan Hendrik Weissen, drossaard van Alpen,- ingevolge volmacht van Frederik Johan Sigismond baron van Heijden, heer van Ootmarsem, beschreven in de ridderschap van de provincie Overijssel enz. en gegeven krachtens volmacht en substitutie door de weesmeesters der stad Delft als executeurs van het testament van Rynhart Vincent graaf van Hompesch, - in name, ten behoeve ende als hulder van den oudsten minderjarigen zoon van gemelden baron van Heijden, genaamd Sigismond Vincent Lodewigh Gustaaf ter leen ontvangen heeft dat huis en heerlijkheid van St. Stevensweert met allen zijn toebehoor.
      18. 1764 Januari 27. Verklaring van den burgemeester J. Andriessen te Stevensweert, dat de heeren van Kessenich nooit eenig recht hebben gehad of doen gelden op de vrije overvaart der nieuwe Maas te Stevensweert; dat deze vrije overvaart alleen aan de ingezetenen der heerlijkheid toekomt tegen eene jaarlijksche vergoeding voor den veerman.
      19. 1765 September 19. De Staten Generaal vergunnen aan Stevensweert provisie en zoolang de werken blijven in den staat, waarin zij zich bevinden, het jaarlijksche genot der wallen en fortificatiën, met bepaling dat wanneer die wallen en vestingwerken met goedvinden van hare hoogmogenden zouden worden geslecht, gevuld en gelijk gemaakt, het aan den heer van Stevensweert zal vrij blijven de Staten te verzoeken tot de vermelde gronden geprefereerd en gerechtigd verklaard te worden; tevens wordt daarbij aan den heer van Stevensweert het kommandeurshuis enz. binnen Stevensweert gelegen afgestaan, (los opschrift).
      29. 1789 Juli 10. Testament van de echtelieden S. V. L. G. graat van Heiden Hompesch en A. S. D. gravin, waarbij zij o.a. tot erfgenamen benoemen hun zoon A. W. C. graaf van Heiden Hompesch, hunne dochter F. E. L. C. gravin van Heiden Hompesch, gehuwd met baron van Riedesel, kolonel van een regiment dragonders in dienst van den Staat, kamerheer en adjudant van den hertog van Brunswijk, voorts hunne dochter C. C. S. gravin van Heiden Hompesch en hunne kleindochter D. S. W. C. gravin van Rechteren tot Rechteren, dochter van graaf F. C. L. van Rechteren tot Rechteren bij wijlen hunne dochter D. L. W. C. gravin van Heiden Hompesch in echt verwekt.
      21. 1791 October 13. Deeling tusschen Anna Sophia Dorothea baronnes van Riedesel tot Eijsenbach, douairière van wijlen den graaf van Heiden Hompesch, en hare kinderen, waarbij aan de gravin F. E. L. C. van Heiden Hompesch, en haren echtgenoot baron van Riedesel toegedeeld worden de vrije heerlijkheid Stevensweert, Ohe en Laak en het grafelijk huis Walburg, leenroerig aan den hove van Gelderland te Venlo, met alle heerlijke rechten en gerechtigheden. (Afschrift door A. van der Leeuw scholtis).
      22. 1792 Februari 7. Het hof van Gelderland te Venlo gelast aan de erfgenamen van Sigismond Lodewijk Vincent Gustaaf graaf van Heiden Hompesch om het leen genaamd het huis en heerlijkheid van Stevensweert, gelegen binnen en buiten der Maase, en om die heerlijkheid van Ohe en Laak enz. binnen zes weken te verheffen. (Origineelen).