De Morgen/Jaargang 5/Nummer 1306/Sittard

Uit Wikisource
‘Sittard. De autobus in haar bestaan bedreigd’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Morgen, vrijdag 7 december 1928, tweede blad, [p. 4]. Publiek domein in de EU.
[ tweede blad, 4 ]

Sittard.

De autobus in haar bestaan bedreigd.

 Het verkeersprobleem is tegenwoordig een der belangrijkste kwesties, die zoowel de bestuurslichamen als het publiek bezighouden. Sinds het wegenstelsel ten achter is geraakt bij de eischen des tijds en bij het moderne verkeersmiddel — de auto in allerlei vorm — is het vraagstuk met den dag ingewikkelder geworden, want er zitten nu tal van kanten aan, die vroeger buiten beschouwing konden blijven. We noemen slechts: aanleg van moderne verkeerswegen, bruggenbouw, opheffing van tollen, wegenbelasting, veiligheid op den weg, monopoliseering van ’t vervoer of geheele of beperkte vrijheid, verkeerspolitie enz. enz.
 Voor een winkelstadje als Sittard is het verkeersvraagstuk van vitaal belang. En niet trein of tram brengen de koopers naar Sittard, maar de bus. Haar bestaan echter wordt ernstig bedreigd en wel van verschillende zijden. Voor eenigen tijd verscheen in ’t plaatselijk blad een oproep om te komen tot een vereeniging, die er voor zou ijveren, dat het laten loopen van autobussen geheel vrij zou worden gelaten en dus niet meer van concessieverleening afhankelijk zou zijn. De inzender heeft ’t ongetwijfeld goed bedoeld, maar er zou geen beter middel uit te denken zijn, om de bussen te doen verdwijnen, dan het rijden heelemaal vrij te geven. Ze zouden elkander gewoonweg dood-concurreeren en het reizend publiek zou hoogstens een tijdje profiteeren van den overvloed van goedkoope reisgelegenheid en ten slotte de dupe worden. Bandelooze vrijheid zou erger zijn dan een bestaan bij de gratie van Spoor- en tramwegen, zooals zij tegenwoordig leiden. En hier hebben we nu het groote gevaar, dat de autobus bedreigt: het ageeren van Spoor- en Tramwegmaatschappijen om zich het monopolie van ’t verkeer te verzekeren. Wanneer aan deze actie het gemak en de veiligheid van ’t publiek ten grondslag lagen, zooals men wel eens hoort beweren, zou men er vrede mee kunnen hebben. Maar in werkelijkheid dient ze, om een winstgevende exploitatie van het grootbedrijf te behouden of te verkrijgen, zonder er naar te vragen, of de uithoeken van het land voorzien worden van de noodige verkeersmiddelen.
 Indien de spoor en tram de concurrentie trachten te weren met gepaste middelen, bijv. door goedkoope tarieven en gemakkelijke verbindingen, dan was de strijd eerlijk, ofschoon ongelijk. En in dit verband wijzen we met genoegen op het voornemen der L. T. Mij. om in ’t aanstaande voorjaar de tarieven op ’t traject Sittard—Heerlen aanmerkelijk te verlagen en een 40-min. dienst in te voeren. Maar overigens moeten we constateeren, dat het locaal verkeer op de spoorwegen allesbehalve schitterend is geregeld. Er loopen maar weinig boemeltreinen — één er van, die van 10.30 uit Roermond, komt gewoonlijk ± een uur te laat — en veel te weinig trams. In Midden-Limburg zijn de trams bestemd voor personen- en goederenvervoer te zamen, en zijn daardoor, vooral in den suikerbietentijd, nagenoeg altijd te laat. Is ’t daarom niet verklaarbaar, dat ’t publiek, waar mogelijk, de bus prefereert en er voor ijvert ze te behouden of te verkrijgen? O.i. moest de opponent tegen een concessieverleening geen gehoor krijgen, als hij niet met de bestaande dienstregeling kan bewijzen, dat de bus overbodig is.
 Een ander gevaar voor de bus is haar jonger en kleiner zusje, de taxi. Wie tegenwoordig uit ’t station Sittard komt, wordt op de treden reeds opgevangen door een zwerm taxihouders, die de tram en ook elkander een vrachtje trachten af te snoepen. Tusschen Heerlen en Sittard rijden meer dan 50 taxi’s en verscheidene hebben ook geprobeerd de bijna ideale autobusdienst Sittard—Maastricht heen en terug (om ’t half uur een mooie wagen) concurrentie aan te doen, door aan de autobushalte Rijksweg de reizigers op te vangen vóór de aankomst der bus. Een poos lang hebben de autobusondernemingen zich daarom genoodzaakt gezien doorloopend te stationeeren op de eindhalte aan ’t slachthuis èn aan den Rijksweg.
 Wie voor ’t bestaan der bus pleit op grond van ’t gemak van ’t reizend publiek, pleit daarmee ook voor de taxi. Maar dan mag niet uit het oog verloren worden, dat de bus, die gebonden aan dienstregeling en allerlei andere voorschriften, meer veiligheid en zekerheid waarborgt dan de taxi’s kunnen geven en dus op de een of andere wijze in bescherming dient genomen te worden tegen deze lastige nieuwe mededingers.