Naar inhoud springen

De Nieuwe Koerier/Jaargang 28/Nummer 31/Roermondsche straffen

Uit Wikisource
Roermondsche straffen
Auteur(s) A.F. van Beurden
Datum Zaterdag 13 maart 1915
Titel Roermondsche straffen
Krant De Nieuwe Koerier
Jg, nr 28, 31
Editie, pg [Dag], Derde Blad, [1]
Brontaal Nederlands
Bron roermond.x-cago.com
Auteursrecht Publiek domein

Roermondsche straffen.

      Wie misdoet tegen de algemeene orde, verdient straf en moet daarvoor boeten. Dit is een regel, die de grondslag vormt van alle rechtspraak van de oudste tijden her.
      De wetten waren oudtijds gestreng. Men hechtte er aan voorbeelden te stellen en af te schrikken van het kwaad doen. Men sprak van eene „lex dura, sed lex”, van eene gestrenge wet, die altijd wet bleef, trots hare hardheid en die gehandhaafd moet worden.
      In den ouden tijd was er geen sprake van verzachtende omstandigheden of verontschuldiging, omdat de bedrijver door passie tot de misdaad verleid was. Wel kon een doodslag, in drift geschied, hier en daar met toestemming der naaste bloedverwanten van het slachtoffer door een moetzoen, door het betalen van een schadevergoeding, het aangaan eener langdurige bedevaart naar het H. Land, naar St. Jacob van Compostella in Spanje en andere heilige plaatsen hersteld worden, maar over het algemeen waren de straffen gestreng, tot onmenschelijk toe.
      Wij willen nog niet spreken van het onderzoek in vele crimineele zaken, waarbij de pijnbank in voege was en al te veel gebruikt werd.
      Dat is altijd geweest een barbaarsch en afschuwelijk, zeer onbetrouwbaar middel om aan verdachten verklaringen te ontlokken.
      Een middel voor oneerlijke rechters, om een beschuldigde lichamelijk half te vermoorden, vóór hij terechtgesteld was.
      Een middel voor fanatieken om hun haat bot te vieren, zooals dat in het proces tegen den onschuldigen Pater Vinck S. J. te Maastricht geschiedde, die van hoogverraad beschuldigd uiteengetrokken, verschroeid, gebraden en onthoofd werd, zonder schijn vaü bewijs, wat altijd eene zwarte bladzijde in de Maastrichtsche geschiedenis onder staatsbestuur blijft.
      Op papier stonden de rechten van den beschuldigde prachtig gedrukt, maar als de rechter en de beul in de kelders der gevangenis den ellendige folterden, was er niemand bij, rekte en beukte men zonder toezicht, terwijl de muren alle jammerkreten smoorden. Men moet de verhalen lezen van de foltering der de Witten, van zooveel andere onschuldigen, om inwendig in opstand te komen tegen dat hartelooze en redelooze stelsel, waarin wreedheid den weg moest banen voor de waarheid of wel voor de leugen, die dan tot waarheid gemaakt werd.
      Van de tallooze heksenprocessen, in aller heeren landen gevoerd zonder onderscheid van geloof, door bange, onnoozele heerschers ingeleid, door heldere koppen en tal van schrijvers tijdig bestreden, willen wij nog niet spreken. De vragen die den beschuldigden voorgelegd werden, of ze per bezemsteel af en toe door de lucht gierden, of ze liefdesbetrekkingen onderhielden met den duivel als heer verkleed, of ze vee betooverd hadden met poeder uit de beentjes van vermoorde kinderen, daarvan willen wij niet spreken.
      Maar ook in Roermond had men oudtijds een schepenrechtbank, die op het stadhuis streng recht sprak, krachtens het wetboek en het gewoonterecht, dat van ouder tot ouder overgeleverd was en terugliep tot in ver terug gelegen tijden.

      Als straffen werden toegepast: verbanning voor eeuwig of voor een tijd van het grondgebied der stad. Wie toch terugkwam, werd aan den lijve gestraft, door afsnijden van de ooren, afhakken van vingers of andere verminkingen.
      Anno 1479 soe hefft der scepen van Ruremonde mit oirdell gewesen over Katryn Kabbes, want sij vurtyts uyt der stat van Ruremonde gelacht is gewest, niet bynnen Ruremonde te komen, der Rait en sende hair end dat ten Heyligen gesworen, dat sy bynnen Ruremunde qwam soe soll men ire twee rechte vingeren, dair sy den eijdt mit gesworen afhouwen.
      Het doen eener groote bedevaart. Er waren beroemde bedevaart plaatsen: Jeruzalem en al de heilige plaatsen in H. Land, Rome als centrum der christenheid, Sint Jacob van Compostella, Sint Jacob in Galicien, Keulen, Trier, Einsiedeln.
      De veroordeelden trokken te voet of te paard op weg, droegen den breedgeranden hoed, den mantel behangen met Sint Jacobsschelpen, een langen staf met een kalabas als drinkflesch.
      Zij brachten een bewijs mede van de heilige plaatsen en namen dan weder als gewone burgers plaats in de rijen der poirters.
      Ook vrome lieden, togen ter beevaart naar Rome en in Roermond heeft langen tijd tot in de Fransche revolutie zelfs het gilde der Romeinen of Romeinders bestaan, oude bedevaarders, die in een eigen costuum de processies bijwoonden, een eigen altaar bezaten en trotsch waren op hunne verre reizen.
      Men strafte verder het lasteren en kwaadspreken met in ’t publiek vergiffenis vragen.
      Dit moest geschieden bloothoofds, in een linnen kleed, terwijl de gestrafte twee kaarsen in de hand had, welke naar de groote kerk gedragen moesten worden en daar voor het H. Sacrament geofferd.
      Wie van den Magistraat of den Raad kwaad sprak, onderging dezelfde straf, eene bepaling, die in onzen tijd toegepast, wel eens waskaarsennood kon veroorzaken.
      Men kende ook het te kaak stellen, waarbij de schuldige eenige uren met zijn vonnis op de borst, te kijk en ter bespotting van het publiek werd gezet, dat den schuldige tracteerde op projectielen van allerlei aard. Deze straf werd voor ruziemakers en vechters toegepast.
      De schandsteen, bestaande uit twee zware keien door een ketting aaneen verbonden moest door velddieven door bepaalde straten of door den Gasthuispael gedragen worden, in tegenwoordigheid van den beul.
      Wie munten besnoeide of valschmunter was, werd streng gestraft. Hem werd de stadslelie op de kaken gebrand; hij werd opgehangen tot de dood er op volgde op den Galgenberg bij de Kapel in ’t Zand.
      Daar werden ook de reeds besproken heksen en heksenmeesters verbrand, die in den on gelukkigen vervolgingstijd als simpele, oude vrouwen, half idiote mannen en bluffende, van grootheidswaanzin bevangen hysterici te Roermond, te Ool te Beegden, Horn en omstreken gevangen waren en in de gevangenis geworpen.
      De terechtstellingen gebeurden meestal over dag, maar om het akelige te verhoogen ook soms ’s nachts.
      Het ergste van alle crimineele terechtstellingen was het gevolg nl. dat de goederen van den veroordeelde aan zijne erven ontrokken werden, voor een deel den heer toegewezen werden, voor een ander gedeelte aan de rechters kwamen, een prikkel om spoedig tot verbeurdverklaring over te gaan. De nagelaten betrekkingen waren dan niet alleen met schande beladen, maar misten hun kostverdiener en werden broodeloos Lex dura, sed lex. Dan zijn onze wetten vrij wat menschelijker geworden.

A. F. VAN BEURDEN