Vijftig jaar Roermondsch stadsleven
door A. F. VAN BEURDEN.
IX.
Nu er vrede was en geen aanslagen van buiten af meer te vreezen waren, vroegen de bewoners van de Sint Janspoort, openstelling van de Sint Janspoort, oudtijds de Spuelpoort geheeten, die toegang gaf tot de zoogenaamde Sint Jansmaas. Dit was eigenlijk de Roer, die naar Mijnheerkens liep. Buiten de Sint Janspoort lag nog een hoornwerk, dat later als twee tuintjes verhuurd werd.
Het was in de zeventiende eeuw gewoonte, dat de studenten, die als doctor promoveerden, hun boek of stellingen aan den magistraat of aan een voornaam heer opdroegen. Aan Peter Bossman werd daarvoor bij zijn promotie een dobbelen Philipsdaalder gegeven.
De stadsschool op den Steenweg, die al verschillende toestemmingen gehad had, werd in Juli 1612 weer door de Paters der Societeit van Jezus aan de stad verkocht voor 200 gulden, niet te veel voor een heele school.
Anno 1613 is een berucht jaar in de Roermondsche geschiedenis, want toen begonnen de heeren van Ruremunde met de vervolging en pijnlijke examinatien van Eva Wenmaekers en zoovele anderen als heksen, die nog door zoovelen gevolgd zouden worden. Te vergeefs waarschuwde in alle landen de Jezuiet Pater Spee tegen deze vervolgingen, ingesteld op allerlei zotte gronden, het baatte niet. Nog anderhalve eeuw zou dat euvel in alle landen bij allerlei soort menschen van verschillend geloof en opvatting rondwoeden. Roermond heeft heel wat vermeende heksen en toovenaars verbrand en ter dood gebracht. Er werden kleine boekjes in dien tijd uitgegeven, waarin al de vermeende „slechtigheden” der toovenaars opgesomd werden. Daarin staat te lezen, dat zij de beesten deden sterven, de visschen in het water bedierven, de vruchten op ’t veld vernielden en allerlei kwaads meer.
Door den grooten toevloed van bedevaartgangers werd de Kapel in ’t Zand opgebouwd en op Onze Lieve Vrouwe Hemelvaartsdag 1613 is daar door den deken Pollius de eerste Mis gedaan, zooals wij gezien hebben.
De kapel was in 1578 door de soldaten van Blasius van Hegerstein verwoest. De put was onverlet gebleven.
De stad Roermond wilde eenheid brengen bij het maken van nieuwe werken en schreef vóór, dat de bouwsteenen of tichelsteenen in ’t vervolg zouden gebakken worden op vaste maat, een voet of 0.283 M. lang, een halven voet of 0.1415 breed en een vierde voet dik of 0.07075 in metermaat. Men kan dit aan oude stadsbouwwerken nazien.
Wij hebben er meer van gesproken, dat het volk bijna niet wijs kon worden uit de in omloop zijnde gouden en zilveren munten. Om eens een beeld te geven wat een warboel dat was, laten wij hier een opsomming volgen van de gouden en zilveren munten volgens het placaat op de Munt in 1614 uitgegeven; wij zullen de grootste het eerst plaatsen en de waarde in toenmalige guldens van twintig stuivers er bij geven:
De groote Reael van Oostenrijk 18 gl. 12 st.
De Jacobus van Ingelant 12 gl.
De dobbele rijder in Holland 11 gl. 15 st.
De alde Rozenobel 9 gl. 15 st.
De dobbele ducaat 8 gl. 15 st.
De Hendrickx nobel 8 gl. 10 st.
De dobbelducaat van Spanje 8 gl. 15 st.
De Vlaamsche nobel 8 gl. 3 st.
De Italiaanische ducaat 8 gl. 10 st.
De millereis van Portugal 8 gl. 17 st.
De dobbele pistoletten Italië 7 gl. 12 st.
De Angelot 6 gl. 8 st.
De gulden reael 6 gl. 13 st.
De Staeten croonen 4 gl. 0 st.
De Fransche croonen 4 gl. 0 st.
De Bourgondische rijder 4 gl. 8 st.
De Gulden Leeuwse 4 gl. 18 st.
De halve milreis van Portugal 4 gl. 8½ st.
De crusaet 4 gl. 2 st.
De crusaet niet het lange kruis 4 gl. 0 st.
De Hongaersche ducaat 4 gl. 7½ st.
De halve gulden reael 3 gl. 4 st.
De St. Andries gulden 3 gl. 4 st.
De Pistoletten croonen 3 gl. 18 st.
Italiaansche pistoletten 3 gl. 16 st.
De goudgulden 3 gl. 3 st.
De gulden van Deventer, Campen, Swol 3 gl. 05 st.
De nieuwe rijder van Gelre en Ovsl. 3 gl. 15 st.
De Plilipsgulden 2 gl. 15 st.
De golden Carolus gulden 2 gl. 2 st.
De Geldersche rijder 2 gl. 6 st.
Conincq daalders 2 gl. 18 st.
Vijfkopstukken 2 gl. 17½ st.
Tienrealen 2 gl. 16 st.
Carolus gulden 2 gl. 0 st.
Bourgondische gulden 2 gl. 12 st.
Rijksdaalder 2 gl. 12 st.
Spaensche reael 2 gl. 11 st.
De Fransche reael 1 gl. 3 st.
Staeten daalders 2 gl. 6 st.
Luyksche daalders 1 gl. 9 st.
Zilveren souvereinen 2 gl. 13 st.
Luiker 4 stuiverstukken 0 gl. 3½ st.
Alle vreemde myten 1/8 st.
De munten droegen over het algemeen haar naam van het opschrift, als „reael,” „ducaat,” of van den beeldenaar Jacobus Hendrik, Carolus, van de voorstelling van St George of een rijdend krijgsman als: „rijder,” of de daarop voorkomende teekens als kroon, kruis, leeuw en pistool. Een enkele gaf de waarde aan als de milreis of duizend reis.
Zooals men begrijpen zal, gaf die groote verscheidenheid aanleiding tol veel vervalschingen, tot het besnoeien, afschaven en meer andere ongerechtigheden, terwijl de handel er veel nadeel door leed.
De wisselaars, de geldmenschen, de voorname kooplieden liepen dan ook met een goudschaaltje in den zak om de gouden munten nauwkeurig na te wegen en verschillende schilders conterfeitten de kooplieden zeer gaarne al goud wegende.
Het geldwisselen was trouwens een vak, nog al dikwijls uitgeoefend door de de Lombarden, menschen uit de groote koopsteden van Italië naar onze landen gekomen. Zij gaven ook geld op panden, waardoor de Lombard of Lommert ontstond.
In Roermond vond men de Lombardstraat, later Jezuietenstraat.
In Februari 1614 was zijne excellentie graaf Frederik van den Bergh, die wijlen graaf Hendrik als gouverneur van Opper-Gelre opgevolgd was, van Boxmeer, waar hij zijn kasteel had, naar Roermond komen wonen en wel in Cortenbachs huis. Er moest een nieuwe keuken bijgetimmerd worden, waarvan de kosten „niet geringh” waren, zegt de chroniek. Er waren weer veel Portugeesche soldaten in de stad.
In 1614 kwamen de Arme Clarissen in de stad uit Brussel. Egidius van Elshout, president der rekenkamer, had een stuk grond voor hen gekocht, waarop zij een klooster en een kerk bouwden. Het klooster lag in de Neerstraat schuin tegenover de Minderbroeders (tuschen die huizen van Duijnen en Hoen van Laar, oude brouwerij Seipgens.)
In December 1614 rees de Maas zoo hoog, als ze in veertig jaar niet gestaan had.
In het jaar 1615 en 1616 is er veel watersnood en misgewas geweest, zoodat de armoede zeer toenam.
In 1616 liep geheel Venlo onder water.
De Staten van Gelderland zonden onophoudelijk bezwaarschriften in om van verdere beden verschoond te blijven.
Die beden waren groote sommen, die de aartshertogen, bestuurders van Oppergelre, aanvroegen en dan door de Staten namens het volk toegestaan moesten worden. Waren ze toegestaan dan werden ze over de verschillende deelen en onderdeelen van het land omgeslagen.
Zoo vroeg men in 1615 weer 70000 gld., maar men marchandeerde zoo lang tot men maar 48000 gulden behoefde te geven.
Later werd het nog erger en vroeg de regeering weer 70000 gld., voor die tijden eene groote som.
Maar de Staten hielden voet bij stuk en men bood 25000 gulden, maar men moest 33000 gulden opbrengen.
Men was volop bezig de heksen en tooverkollen te vervolgen. Door de pijnbank vertelden de beschuldigden van allerlei onzin. Men had liefst 64 personen in de gevangenis geworpen waarvan er ongeveer 40 terechtgesteld zijn, elken dag twee. ’t Is afschuwelijk, als men daar nog aan denkt.
|