Naar inhoud springen

De Opmerker/Jaargang 33/Nummer 29/Koninklijk Instituut van Ingenieurs

Uit Wikisource
Koninklijk Instituut van Ingenieurs
Auteur(s) T.
Datum Zaterdag 16 juli 1898
Titel Koninklijk Instituut van Ingenieurs
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 33, 29, 228-229
Brontaal Nederlands
Bron tresor.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

[228]


228


[...]


KONINKLIJK INSTITUUT VAN INGENIEURS.

      Den 9den Juli jl. hield het Instituut in het gewoon lokaal, Diligentia te ’s Gravenhage, eene buitengewone vergadering, die tot een bijzonder doel was bijeengeroepen, dat van zeer gewichtigen aard was en, naar allen die belangstellen in het Instituut hopen, tot gunstige gevolgen zal leiden.
      Sedert het jaar 1891 en reeds vroeger hadden zich in het Instituut allengs denkbeelden ontwikkeld in verband staande met het feit, dat in de laatste jaren naast de sints lang gevestigde wetenschappelijke instelling op technisch gebied, jongere vereenigingen zich hadden gevormd, met het doel een meer speciaal onderdeel van de technische wetenschappen tot het onderwerp van hare bemoeiingen en besprekingen te maken. Maar daartegenover hadden zich ook stemmen doen hooren, die het hoogst wenschelijk achtten het universeel karakter van het Instituut bevestigd en versterkt te zien door, nu het nog daartoe de tijd scheen te zijn, eene fusie met die vereenigingen tot stand te zien komen. Dientengevolge werd vanwege den Raad van Bestuur een commissie in het leven geroepen, die de opdracht had naast andere wenschelijk geachte wijzigingen in het reglement ook zoodanige bepalingen daarbij in overweging te geven, die tot verwezenlijking van het door velen gedeelde denkbeeld zouden kunnen leiden.
      Nadat die commissie gedurende eenigen tijd werkzaam was geweest, zonder nog tot een bepaald voorstel te komen, traden andere leden van het Instituut, door het raadslid G. B. H. F. Alpherts vertegenwoordigd, op den voorgrond en ontwierp deze zelfstandig een ontwerp van reglements-herziening, waarover hij, met goedvinden van den Raad van Bestuur, het oordeel van zijne medeleden bij wijze van referendum trachtte in te winnen. Uit het daaruit verkregen resultaat bleek overtuigend, dat vele leden voor het denkbeeld van fusie in beginsel, daargelaten nog de wijze van belichamelijking van dat denkbeeld, gezind waren.
      De Raad meende zijnerzijds zich aan de hem opgedragen taak niet te mogen onttrekken, maar achtte het nuttig, van de door den heer Alpherts ontwikkelde denkbeelden gezette nota nemende, een ontwerp van herziening samen te stellen en aan het oordeel der leden te onderwerpen. Alvorens tot eene eind-redactie over te gaan, meende de commissie eerst met de in den laatsten tijd gestichte vereenigingen van werktuig- en scheepsbouwkundigen en voor electrotechniek in overleg te moeten treden, ten einde tot de samenstelling van een voor allen aannemelijk reglement te geraken, en tevens met het oog op een eventueel op te richten wekelijksch orgaan voor het Instituut, met de sedert lang bestaande Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs, die zoodanig orgaan in het weekblad De Ingenieur bezit.
      De met nauwgezetheid gevoerde onderhandelingen leidden, wat het laatste punt betreft, nog niet tot een resultaat, maar bij de beide eerstgenoemde vereenigingen vonden de voorstellen een zeer tegemoetkomend onthaal.
      De vergadering van 9 Juli jl. nu was uitsluitend bestemd tot behandeling van een concept-reglement en verordeningen, in onderling overleg met die vereenigingen vastgesteld.
      Het is niet onopgemerkt gebleven, dat de bijeenkomst niet zoo talrijk werd bezocht als men, met het oog op het gewicht der zaak cn na het door den heer Alpherts op zijn referendum ondervonden onthaal, had mogen verwachten. Van een drietal leden, de heeren J. Th. Gerlings, K. M. L. Kerkhoff en J. Tideman waren schriftelijk aan den Raad eenige voorstellen ingediend betreffende door hen wenschelijk geachte wijzigingen, voor een groot deel de redactie betreffende; in de beraadslagingen traden verscheidene sprekers op, waaronder er waren met voorstellen van meer ingrijpenden aard. Aan die beraadslagingen werd deelgenomen door de leden H. E. van Berckel, G. van Diesen, B. J. H. Haitink (bestuurslid van de Vereeniging van werktuig- en scheepsbouwkundigen), A. Huet, jhr. F. L. Ortt, J. Schroeder van der Kolk, M. Sijmons, J. A. Snijders C.Jzn. (voorzitter der Vereeniging voor electrotechniek), J. W. C. Tellegen en H. J. E. Wenckebach, terwijl van de zijde van den Raad van Bestuur het woord werd gevoerd door den president J. F. W. Conrad, tevens voorzitter der commissie van herziening, J. Th. Gerlings, B. M. Gratama, W. F. Leemans, E. H. Stieltjes en J. M. Telders, de twee laatstgemelden leden van gemelde commissie, en den secretaris R. A. van Sandick.
      De slotsom van de gevoerde wisseling van gedachten was deze, dat het ontwerp-reglement, behoudens het aanbrengen van eenige voor het meerendeel niet zeer ingrijpende wijzigingen, met groote meerderheid van stemmen werd aangenomen.
      Het zal nu nog eens aan de besturen der beide bedoelde vereenigingen ter overweging worden aangeboden, om in eene volgende vergadering definitief te worden vastgesteld met de daarbij behoorende Verordeningen, nadat deze in beraadslaging zullen zijn gebracht.
      Wij meenen ons te dezer plaatse te moeten onthouden van de vermelding van sommige in bespreking gebrachte belangrijke punten, als zijnde voor het groote publiek van geen belang, maar wenschen den


[229]


229

Raad van Bestuur en het Instituut geluk niet den tot dusverre verkregen uitslag der gemeenschappelijk verrichte bemoeiingen.

T.