De Opmerker/Jaargang 9/Nummer 24/Over het gebruik van tinnen pijp met lood omkleed voor waterleiding

Uit Wikisource
Over het gebruik van tinnen pijp met lood omkleed voor waterleiding
Auteur(s) Bernhard Salbach
Datum Zaterdag 13 juni 1874
Titel Over het gebruik van tinnen pijp met lood omkleed voor waterleiding
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 9, 24, [1-2]
Brontaal Nederlands
Bron [1], [2]
Auteursrecht Publiek domein

[1]


[...]


OVER HET GEBRUIK VAN TINNEN PIJP MET LOOD OMKLEED VOOR WATERLEIDING. (*)


      Sedert tal van jaren heeft men op groote schaal proeven genomen, teneinde te onderzoeken of van de looden pijpen, die men voor waterleiding gebruikte, door het water lood werd opgelost, en zoo ja, of deze oplossing dermate plaats vindt, dat het gebruik van zulk water schadelijk op de gezondheid werkt.
      Volgens de meening van Graham, Miller, Hoffmann en Dr. Medlock wordt de oxydatie van het lood hoofdzakelijk, zoo niet geheel en al, veroorzaakt door het gehalte in het water van salpeterzure zouten, die òf uit steenen getrokken, òf wel het product zijn van de chemische ontbinding van organische stoffen.
      Bijgevolg zou de zachtheid van water niet alleen oorzaak zijn, dat het lood vande looden buizen opgelost wordt, maar zou het water, bij gebrek aan een gehalte van koolzure kalk (in vrij koolzuur opgelost), van een krachtig voorbehoedmiddel tegen de oplossing van het lood beroofd zijn.
      J. Smith bevond in het jaar 1857 dat de oplossing van lood toeneemt, wanneer de inwendige wand der looden buizen afwisselend met lucht en water in aanraking komt.
      Door eene reeks proeven, die Pettenkofer in het jaar 1864 omtrent dit onderwerp instelde, kwam hij tot het besluit, dat de looden buizen der waterleiding uitsluitend door de werking van de in het water opgeloste zuurstof geoxydeerd worden. Vandaar, dat hij het met Smith daarin eens is, dat eene afwisselende en gelijkmatige aanraking van water en lucht de invreting van de looden waterleidingsbuizen zeer in de hand werkt. Hij is verder van meening, dat de zoo dikwijls waargenomen werking van zacht water op looden buizen veroorzaakt wordt door de opslorping van zuurstof door het regenwater.
      Uit dezelfde oorzaak komt de werking van zacht rivierwater voort, terwijl hard water, dat, wanneer het minerale stoffen in zich opneemt, meer of minder van de in zich opgeloste zuurstof tengevolge van de oxydatie van organische en andere zelfstandigheden verliest, eene mindere invretende werking bezit.
      Dr. Calvert kwam in 1861 door de analyse van 300 proeven tot de gevolgtrekking, dat de invretende werking van het water op looden buizen gedurende de eerste vier dagen het sterkst is en daarna langzamerhand afneemt, wanneer men ten minste niet het water in de buizen laat staan, of wel de buizen een tijdlang ongebruikt laat en daarna weder gebruikt. Verder vond hij, dat ook zacht water, hetwelk bijna vrij is van organische stoffen, onder zekere omstandigheden de looden buizen zeer sterk kan aantasten.
      Zooals bekend is, stelde Prof. H. Schwarz in 1862 voor, het wegvreten der looden buizen te verhinderen, door haren binnenwand door middel van eene warme geconcentreerde oplossing van zwavelnatrium aan de oppervlakte in zwavellood om te zetten. Hij bewees, dat in huizen, die aldus vervaardigd waren, niet het minste spoor van lood opgelost wordt, zelfs wanneer men gedestilleerd water vier weken lang er in laat staan.
      Al schijnt ook deze methode, afgaande op de ingestelde proefnemingen, genoegzame zekerheid te bieden, zoo kan men toch bij de fabricage in het groot met deze methode niet daarop rekenen, dat de geheele binnenwand der looden buizen met de beschuttende laag zwavellood voorzien wordt.
      Andere pogingen, om de buizen inwendig te vertinnen, hebben evenmin een volstrekt gunstig resultaat opgeleverd, omdat het tin gemakkelijk, vooral bij het buigen der buizen, loslaat.
      Boven deze bedenking, dat, onder zekere omstandigheden, met name zacht water de eigenschap bezit lood op te lossen, verheft zich een buizenfabrikaat, in den laatsten tijd uitgedacht, waarvan de binnenwand uit een dunnen tincilinder bestaat van ongeveer ½ millimeter dik, die van buiten met een dikkere looden buis omkleed is.
      Na een aantal proefnemingen bevond men, dat zulke buizen, waarbij eene volkomen verbinding van het tin en het lood bereikt wordt, een buitengewonen weerstand tegen inwendige drukking kunnen bieden, en veel gemakkelijker en tevens dunner dan de gewone looden buizen kunnen vervaardigd worden.
      Deze samenstelling is echter voor de sterkte der buizen een hoofdvereischte; want bij die buizen, waarvan de tinlaag zich gemakkelijk van de loodbekleeding laat scheiden, hebben persing-proeven aangetoond, dat zij geen meerder weerstandsvermogen bezitten dan gewone looden buizen van dezelfde wijdte en dezelfde wanddikte.
      Het gebruik van looden buizen voor waterleidingen met hooge drukking (± 5 à 6 atmosferen in de leidingen) is in den regel aan bepalingen onderhevig betreffende het normaal gewicht per strekkende meter, waarbij een gelijkmatige wanddikte der buizen vooropgesteld wordt.
      Als middenbare cijfers dezer bepalingen kan men de navolgende gewichten vaststellen.

Bij looden buizen
van 13 millimeter inw. wijdte op een gewicht van 3 kg. per strekkenden meter.
15
20
25 5
30 7

      Tinnen buizen met lood bekleed kunnen, wegens haar belangrijk grooter weerstandsvermogen, op de volgende gewichten per strekkende meter vervaardigd worden.

Tinnen buis met lood bekleed
van 13 millimeter inw. wijdte op een gewicht van 1.25 kg. per strekkenden meter.
15 1.50
20 2.25
25 2.75
30 3.25

      Buizen van deze soort, van 30 m.M. inwendig, wegende 3.25 kilogram per strekkenden meter, bij eene dikte van den tincilinder van ½ millimeter, worden gebruikt bij de aansluitingsleiding der waterleiding te Dresden en zelfs zijn enkele buizen bij eene drukking van 40 atmosferen beproefd geworden, zonder dat ze op eenige wijze daardoor bleken aangedaan te zijn.
      Om nu deze buizen, uit aanmerking van haar groot weerstandsvermogen, nog dunner te vervaardigen, is gebleken niet aanbevelswaardig te zijn, daar men dan de wanden niet meer overal even dik en concentrisch kan maken.
      Daar zulke buizen, afgaande op haar gewicht, slechts weinig meer dan het dubbele van de gewone looden buizen kosten, heeft men zoodoende een pijpmateriaal gevonden, dat in de afmetingen onder 25 m.M. wijd goedkooper en van 25 m.M. af en daarboven slechts weinig duurder dan de gewone looden buis is. Daarvoor heeft men echter volmaakte zekerheid tegen het oplossen van het lood in water, alsook het voordeel van het gemakkelijker vervoer en van de meerdere sterkte.
      Zulke buizen zijn bij de waterleiding der stad Stassfurt, voor de aansluitings- en huisleidingen, reeds in 1870 voor het eerst bij groote hoeveelheid in Duitschland in gebruik gekomen, en zij zijn, zoowel bij het leggen als bij het voortdurend gebruik der huisleidingen, in uitmuntenden staat gebleven.
      Van hetzelfde materiaal worden tegenwoordig de vertakkingen en de huisleidingen der waterleidingen te Weenen, Dresden en Bernburg gemaakt, en wanneer deze buizen slechts beter bekend zullen zijn, zal men ze bij nieuwe leidingen veel toepassen.
      Bij de bewerking er van lette men er vooral op, dat het verwijden dezer buizen, om een tweede pijp of een kraan enz. er aan te solderen, niet te snel en niet een zoo dun mogelijken tap geschiede.
      De deelen, die aaneengesoldeerd moeten worden, maakt men schoon met een schrapper, bestrijkt ze daarna met zuren en brengt het soldeersel aan zonder aanwending van colophoniumpoeder enz. Het soldeersel moet uit 4 deelen lood en 5 deelen tin samengesteld zijn. Het soldeeren moet niet met de lamp, maar met den bout geschieden, daar het snel gebeuren moet; want bij langer verhitten van de buis, vooral bij het soldeeren met de lamp, begint de inwendige tincilinder vloeibaar te worden en zet zich in droppels op de koudere deelen van de buis vast.
      Door de buis langzaam te doen uitzetten, kan men haar tot op de dubbele wijdte brengen, ja zelfs het uitgezette gedeelte in den vorm van een flens omleggen, zonder dat het tin of het lood barst.
      De fabricage van de zoogenaamde »Mantelbuis” is bijna volkomen dezelfde als die van de gewone looden buis, nl. zij worden door middel van waterdruk op verticale of horizontale persen vervaardigd, maar de kracht daarvoor benoodigd is bij de eerstgenoemde veel grooter dan bij de laatstgenoemde. Daarom vervaardigt men den cilinder, die het materiaal, waarvan de pijp gemaakt wordt, moet opnemen en persen, niet van gierijzer, zooals bij de fabricage der gewone looden buizen, maar van gesmeerd ijzer of staal, ook wel van gesmeed ijzer met een stalen bus.
      Wat nu het persen zelf aangaat, er ligt een wezenlijk onderscheid bij beide methoden van fabricage daarin, dat men bij de gewone looden buis het lood, waarmee de loodcilinder gevuld is, dadelijk er uitperst; terwijl bij de Mantelbuizen eerst de toestel moet gemaakt worden, dat eveneens, doch in eene andere verhouding dan de te maken buis, een mantelbuis voorstelt, nl. eene



      (*) De redactie heeft aan de haar toegezonden vertaling van het rapport van den heer B. Salbach, ingenieur der waterleiding te Dresden en opgenomen in het Journal für Gasbeleuchtung und Wasserversorgung No. 5, 1874, eene plaats afgestaan, te meer daar de inhoud andere gezichtspunten oplevert dan het artikel: »Over lood voor huishoudelijk gebruik”, voorkomende in het nommer van 2 Mei ll.


[2]


inwendige dunne tinlaag en eene uitwendige dikkere loodbekleeding.
      Bij de geheele fabricage is het vervaardigen dezer toestellen het voornaamste deel, omdat de bruikbaarheid van de te maken buizen, de innige verbinding van het tin met het lood daarvan afhangt.
      Onder de meer beschreven methoden schijnt thans die het gebruikelijkst, waarbij het loodlichaam over een sterke, goed vertinde mandril gegoten wordt. Zoodra het lood afkoelt, neemt men deze mandril er uit en plaatst er een mandril van iets kleinere middellijn in, waarna men de tusschenruimte met tin aanvult. Hierna wordt de aldus vervaardigde toestel in de pers geplaatst en de buis op de bovenvermelde manier gemaakt.
      Buizen, inwendig 150 millimeter wijd, zijn reeds op deze manier vervaardigd en zijn bij waterleidingen voor het bad Teplitz gebruikt.


B. SALBACH.
Ingenieur bij de waterleiding te Dresden.