Naar inhoud springen

De Stijl/Jaargang 3/Nummer 1/Aanteekeningen bij Bijlage I

Uit Wikisource

Aanteekeningen bij Bijlage I

Auteur Theo van Doesburg
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Datering in De Stijl, 3e jaargang, nummer 1 (november 1919): pp. 8-9.
Bron Digital Dada Library
Auteursrecht Publiek domein
 
[Léopold Sturvage . Village.
Zie Digital Dada Library.]
 
BIJLAGE I VAN „DE STIJL”, 3E JAARGANG No. 1
„VILLAGE” STURVAGE

AANTEEKENINGEN BIJ BIJLAGE I.

Wanneer we hier een werk reproduceeren van den jongen Franschen cubist Sturvage, dan doen wij dit, omdat het een der weinige werken is uit de vele ons door de z.g. avant-garde ter reproductie aangeboden, waarin het streven merkbaar is naar het vlakke van kleur, het rechte van lijn en het evenwichtige van verhouding. Waar er nog zoo weinig werken zijn, waarin deze 3 hoofdkenmerken eener nieuwe uitdrukkingswijze hermonisch samengaan en waarin de oude wijze van zich in schilderkunst uit te drukken te boven gekomen is, moeten wij het als een verblijdend verschijnsel beschouwen, wanneer we zien dat het streven der avant-gardisten, tot welke nationaliteit zij ook mogen behooren, steeds meer en meer gaat naar de vernietiging van de natuurlijke drie-dimensionale plastiek, het perspectivische, het symbolische, het litteraire enz. zonder welke vernietiging geen verhoudingscompositie mogelijk is. Ook al zijn wij nog niet toe aan een bewuste eenheid in dit streven, toch zien wij over de geheele linie der avant-garde, bij het eene volk meer, bij het andere minder bewust, éénzelfde streven. De radicale vernietiging van alle schijnwaarden, die den ouden kunstvorm in elkaar hielden, de grondlegging van een geheel nieuwe wijze om zich in schilderkunst uit te drukken, voltrok zich in Holland, daar dit alleen mogelijk was, door de belangrijke, realistische schildercultuur en een gunstige gelegenheid deze verder te ontwikkelen. Als plaatselijke individueele uitdrukkingswijze zou de nieuwe beelding slechts een plaatselijke en individueele beteekenis hebben en als universeele stijl van verhouding zonder cultureele basis zijn. Dit is echter niet zoo. Dat, wat de kern uitmaakt van de nieuwe kunst is het wezenlijke van alle schilderkunst bij alle volkeren geweest. Het is daarom noodzakelijk, dat dit wezenlijke, het begrip van harmonie, consequent doorgevoerd, vroeg of laat bij alle volkeren tot bepaaldheid komt. Het zijn verschillende ontwikkelingslijnen, die alle tot één doel, absolute schilderkunst, moeten leiden.

Voor hen, die de vergelijkende studies uit de voorgaande jaargangen van „De Stijl” gevolgd hebben, is het van belang, de verschillende werken waarbij eenzelfde streven tot uitdrukking komt, met elkaar

8


[p. 9:]

te vergelijken. Zij zullen bemerkt hebben, dat de verschillende ontwikkelingslijnen, hetzij over Cézanne, hetzij over van Gogh of Rousseau, tot dezelfde uitkomst leiden moeten. De ontwikkelingslijn van het werk dat we hier reproduceeren, loopt over Henri Rousseau le douanier. Het vertoont zekere merkwaardige overeenkomsten met diens monumentale zelfportret, ook wat het verticale van stand betreft, met dit verschil dat bij Rousseau een compositie met gesloten vormen is opgebouwd vanuit een vast oogpunt, waardoor ondanks de strakheid van contour en het benutten van alle details (huizen, vlaggen, wolken, figuur) als compositorische onderdeelen, toch een perspectivische 3-dimensionale werking bestaan blijft. Sturvage daarentegen breekt de vormgeslotenheid, benut alles als vlak en brengt alle ruimteafmetingen van het landschap gelijktijdig in onze aandacht, waardoor een gebroken ruimtebeeld ontstaat. Zien wij over de, nog decoratief aandoende, details, zooals de venstertjes enz., heen dan treft ons het streven, de onveranderlijkheid van stand, horizontaal-verticaal, naar voren te brengen. Door hierop onze aandacht te concentreeren, zullen wij dieper doordringen in de meer abstracte visie van den schilder en zijn compositorische bedoeling. Dit kan ons nader brengen tot het zien van compositie in uiterste consequentie, de zuiver beeldende, waarin van alle uiterlijke verschijningsvormen, van alle decoratieve en litteraire bijkomstigheden is afgezien.
Naast het streven naar bepaaldheid der vlakken, treft ons ook de klaarheid en zekerheid van bouw. De technische beheerschtheid spreekt van een zekere eerlijkheid, die gunstig afsteekt bij het quasi kubistisch gedoe van de in wezen nog geheel aan het impressionisme overgeleverde schilders als Le Fauconnier e. d. Van het standpunt van radicale verhoudings-beelding uit, gezien, zijn er nog vele elementen in dit werk die storend werken en waardoor een dieper contact met het universeele belemmerd wordt. Het was echter onze bedoeling aan te toonen, dat verschillende wegen bij consequente opoffering van alle bijzonderheid, tot één universeele beeldingswijze zullen leiden.

[...]

9